Ik had het niet moeten doen. Dat soort dingen weet je achteraf altijd het beste. Ik had mij woensdag geïnstalleerd voor het debat over de Teeven-deal en het rapport van de commissie Oosting. Ik ging mee in het hoopvolle begin van Christen Unie-voorman Segers die dit ‘het debat van de waarheid’ noemde, maar na de beantwoording door de regering in eerste termijn, waarin Zijlstra en Samsom geen enkele vraag stelden aan Rutte had ik het kunnen weten. En toch bleef ik kijken. Zelfs met een oortje in terwijl ik op televisie keek naar Koken met Van Boven. Iedereen had het over deemoed, maar ik zag het niet en ik wist dat ik het goed had gezien toen de premier in zijn slotzin de motie van afkeuring ontraadde ‘omdat het kabinet geen beleid had gevoerd op het niet boven water krijgen van alle feiten’. Toen wist ik dat de rechtsstaat voor de premier nog steeds bijzaak was, dat het eigen disfunctioneren koste wat kost niet in het geding mocht zijn, dat het tot en met dit debat was blijven gaan over het beschermen van VVD-politici: eerst Opstelten, toen Teeven en nu Rutte zelf. Terwijl ik mijn teleurstelling nog weg kauwde, appte de tuinbaas dat ze de slager vanochtend niet had gezien op de A12. Ook zij was teleurgesteld.