Ik zag tapdansers met grasgroene schoenen. Het was negen uur ‘s ochtends. Ik dacht: ik wil ook groene schoenen. Hoe ontstaat begeerte? Een oceanograaf liet pinguins op Antarctica via poortjes over weegschalen waggelen op weg naar zee en woog ze ook weer als ze terugkwamen. Zo wist hij hoeveel vis ze aten. Ik dacht: wanneer komen zulke weegschaalpoortjes bij scholen of de Febo? Een enthousiaste knul was vogels gaan bouwen van Lego en het roodborstje zag er prachtig uit. Nu was hij met een vrouw die ergens anders op de wereld vogels maakte van papier. Adriaan van Dis maakte het publiek lekker door te zeggen dat een Helmonds bedrijf de mode in Afrika bepaalde. Er was zelfs een dans ontstaan dankzij Helmond en ik zag prachtige met ventilatoren bedrukte wax hollandais om billen draaien ergens in Afrika. Een filosoof had mensen gevraagd aan de dood te denken en ontdekte dat ze dan naar Jezus renden, of het nationalisme omarmden. Als troost bood hij ons Schopenhauer: ‘death is not an event in life’. De Duitse papierkunstenaar zat meestentijds in zijn atelier in Keulen, vertrouwde hij ons vanaf het podium toe. Met een aanwijspen wees hij een vouw aan in zijn werk op het beamerscherm. Het rode lichtje schudde dronken over de kaarsrechte vouw. De zaal klapte, het was niet erg, zeiden we. Ik keek ademloos naar een door hem gevouwen portret van Samuel Beckett. Er was een bakkers(klein)dochter die in Oeganda zuurdesembrood verkocht. Toen ze in Kampala studeerde wilde ze wel eens wat anders dan brood met veel boter en suiker dat heel lang goed bleef en zo in de thee gedoopt kon worden. Op dit moment leerde ze de Afrikanen vooruit te denken: alvast eieren bestellen als er nog twintig waren en niet wachten tot alles op was. Een componiste begeleidde op de vleugel beelden uit zwijgende films en sprak over de driehoeksverhouding tussen film, orkest en publiek. Soms is het erotiserend, zei ze. Ik zag Charlie Chaplin en hoe een koeienoog werd opengesneden. Mijn eerste spreekbeurt op de lagere school ging over Charlie Chaplin. Bas Heijne zwaaide met een eerste druk van De Stille Kracht van Louis Couperus en noemde het zijn kostbaarste bezit. En dat was niet omdat die eerste druk hem een rib uit zijn lijf had gekost. Het boek had hem geleerd dat de dingen nooit zijn wat ze lijken. Wij zaten hier dan wel in een zaal te luisteren naar sprekers, zei hij, maar er was veel meer: iemand voor ons die net een dierbare had verloren, iemand op de achterste rij die overwoog jarenlang overspel op te gaan biechten. Het tweede dat Couperus Heijne geleerd had was de kwaal van kortzichtigheid, de wereld bekijken vanuit ons eigen kleine wereldje. Ik dacht: dat maakt de eerste les nog moeilijker. Een langdurig verslaafde neurowetenschapper zei dat verslaafden veel harder moeten werken om weerstand te bieden aan verleiders dan mensen met zelfvertrouwen. Mensen met zelfvertrouwen zien een beloning in de toekomst als ze nu van iets afzien, verslaafden zien gewoon zichzelf: een verslaafde op een andere dag. Een enthousiaste jonge Vlaming kwam vertellen dat we maar beter geen brood konden eten vanwege de hoge suikerpieken. Ik had al gezien dat we na afloop allemaal een brood zouden meekrijgen van de bakkers(klein)dochter. Maar dat gaf niks: op deze dag kon alles. Er bleek een geheim genootschap voor corduroyliefhebbers te bestaan in New York. Het had een eigen handshake. Ik dacht aan mijn vader en zijn zwarte manchester werkbroeken.
Mijn vader is morgen jarig. 87. Dat wordt een hele andere dag.