Voor ik het vergeet, zei mijn vader. Hij bukte tussen een tweezitsbank en een dressoir. Ik was nog geen halve minuut binnen. Toen hij weer rechtop stond had hij twee tasjes in zijn hand. Damestasjes. Eén crème, een melkchocoladebruin. Avondtoilettasjes. Ze zouden niet misstaan in de tv-serie Madmen. Ik herkende ze onmiddellijk. Er zaten kleine slotjes bovenop. Ik ontgrendelde de tasjes. In de bruine zat vulpapier, in de crème een opgepropte krant.
Thuis ontwarde ik de krantenprop. Met de strijkbout streek ik hem glad. Dat had ik afgekeken van een butler. Zo kreeg zijn baas geen zwarte vingers. Nieuwe Dag – Amsterdams Dagblad heette de krant. Hij was van maandag 4 april 1966. Het hoofdnieuws was een Amerikaanse kernbom die na een vliegtuigbotsing voor de Spaanse kust bij Palomares in zee lag. Bergingspogingen waren mislukt. De kabel was tot drie keer toe gebroken. Waar de bom nu precies lag, wisten de Amerikanen niet meer. Drie andere bommen waren op land gevallen. De Amerikaanse luchtmacht had 1500 ton met plutonium besmette Spaanse aarde overgebracht naar Zuid-Carolina. Gevaarlijk was het niet, beweerden de Amerikanen. Het weghalen was juist bedoeld om de Spanjaarden gerust te stellen. Daarom hadden de Amerikaanse ambassadeur in Madrid en de Spaanse minister van voorlichting bij Palomares in zee gezwommen. Met hun gezinnen. De grootste geruststelling, las ik, kwam van de economische bedrijvigheid die de bergingsoperatie veroorzaakte. Hotels, restaurants en taxichauffeurs deden al weken goede zaken.
Op pagina 7 stond iets over een documentaire over kleurentelevisie, die later die week werd uitgezonden. Nederland 1 begon om 19 uur, Nederland 2 om 20 uur. Voor half elf was alles afgelopen.
Ik vroeg mij af hoe een Amsterdamse krant in mijn moeders tasje was gekomen.
Ik vroeg mij ook af hoe het met de kinderen van die Spaanse minister en die Amerikaanse ambassadeur ging.