Ik had dingen in huis gehaald die ik normaal niet in huis heb. Het was vanwege bezoek. Niet alles was opgegaan. Er brandde een half aangebroken zakje chips in een keukenla. Dat zakje brandde inmiddels ook in mijn hersens. Het was een uur of vier ‘s middags. Ik schudde wat van de vierkantjes Kartoffelsnack met Sauerrahme en Onion in een bakje. Als ik er niet over nadacht, duwde ik de vierkantjes gedachteloos naar binnen waar mijn kiezen even gedachteloos gingen malen. De computer was in hoge mate naar de mens gemodelleerd. Toen ik erop ging letten raakte ik ontroerd door het gemak waarmee mijn hand, terwijl mijn ogen gericht waren op het boek op mijn schoot, het bakje naast mij wist te vinden, mijn vingers feilloos een platliggend stukje tussen al die andere stukjes beetpakten en het naar mijn mond brachten zonder het te laten vallen of in mijn neus of hals te duwen. Nu pas bekeek ik wat ik naar binnen ging duwen. Kleine spikkeltjes, niet meer dan minieme stofdeeltjes in groen en vaalwit kleefden aan beide zijden. Er was duidelijk een onder- en een bovenkant. Het vierkantje had een lichte bolling. De holle kant bevatte meer spikkeltjes. Ik bracht de Kartoffelsnack naar mijn neus. Ik rook kruiden die je achterin een keukenkastje vindt als je gaat verhuizen. Toen likte ik aan de kant met de meeste spikkeltjes. Vervolgens legde ik het op mijn tong. De kant met de meeste spikkeltjes had ik tot bovenkant gebombardeerd. Ik dwong mijn tong tot slowmotion. Eerst bracht de tong de snack wat verder in de mond en als snel bewoog ze naar rechts om het daar te laten vermalen. Ook mijn kiezen dwong ik tot slowmotion. Het was een geoliede machine. De tong was het grote verdeelstation, die de steeds kleinere stukken voortdurend verdeelde over rechts en links. Tot slot duwde de tong zich tegen mijn verhemelte en kreeg mijn keel de opdracht te slikken. De Kartoffelsnack verdween. Op dezelfde manier nam ik nog zo’n stukje maar nu met de bovenkant onder. Ik rook, ik voelde, ik likte en ik verdeelde en maalde in opperste slowmotion. Ik ontdekte een broedende merel op de pergola, verborgen tussen het blad van de blauwe regen. Het was een goed gebouwd nest van ontelbare takjes. Heel wat anders dan dat van de tortels die op de andere pergolahoek in bar winterweer twee keer een jong hebben uitgebroed en af en aan vlogen. Deze merel zat in alle rust. Er leek geen partner bij betrokken. Overigens was er in slowmotion geen zak meer aan die Kartoffelsnack.