Ik zat in de trein. De man schuin voor mij las een artikel ‘Crisis? What crisis?’ Op de linkerpagina stond: Tijdschrift voor insolventiemanagement, en daaronder een inhoudsopgave. Er zaten gaatjes in het midden. Dan kon je het opbergen in een ordner. Hij droeg hoge, dichte schoenen, zwarte sokken, een donkerblauwe broek en een wit overhemd met lange mouwen. De broek en het overhemd waren niet van het dunste katoen. Ik had mijn handdoek los bij me en veegde het zweet van mijn bovenlip. Even later lag ik in zee. Hoge golven rolden naar het strand. Een meisje riep: als je je laat drijven, spoel je vanzelf wel aan. Ik liet me drijven en draaide een rondje tegen de wijzers van de klok in. De zee was bruin en smoezelig. Ik maakte een koprol. Ik zag alleen donker en licht. Er kwam een helikopter. Ik lag op het zand op te drogen. Twee jongetjes renden naar hun ouders en riepen: ‘Is er iemand verdronken?’ Er zat een ronde bol vooronder. Camerawerk. De nieuwsrubrieken wisten van gekkigheid niet hoe ze hete dagen nog bizarder in beeld konden brengen. Ze hadden beter net in de trein kunnen filmen, dacht ik. Met de grote jongens op het strand was iets geks aan de hand. Ze droegen nog altijd van die enorme broeken. Maar nu zag ik er ook onderbroeken onder. Zelfs als ze uit zee kwamen, piepte de band van de onderbroek precies boven de zwembroek uit. R dacht dat het was overgenomen van de moslimjongeren. Die mogen hun geslacht niet uitgetekend in een strakke Speedo tonen. Zo’n grote surfbroek is dus een soort boerka. De onderbroek is om de boel te beteugelen. Ik dacht aan de baggy look van gangs die overgewaaid was uit Amerikaanse gevangenissen en die nu de stranden had bereikt. Het zou wel een mix wezen. Zoals altijd met invloeden.