Ik sloeg de Coornhertstraat in die met een scherpe bocht naar rechts overging in de Rederijkersstraat. Ik beklom de steile trap van een portiek waarin het daglicht halverwege verdween. Er waren vier smalle deuren. De deur van het afgesproken huisnummer leek willekeurig met een schaaf bewerkt. Er zat heel veel donkerrode verf op. Het leek op de makeup van een puber met nare puisten. De bel was een piepklein zwart pinnetje. Ik drukte erop. Het mechanisch gerinkel deed me denken aan de ouderwetse trekbel naast de groene voordeur van mijn oudtante. Ik weet niet of die voordeur nog groen is en of die trekbel er nog zit. Ik kom er niet meer. Mijn oudtante is al meer dan tien jaar dood. Een jonge vrouw met lang blond haar deed open. Ik zei voor wie ik kwam en zij zei dat hij net één minuut binnen was en hij kwam al van de trap af, ik herkende hem van de foto’s die ik op internet had gevonden, hij droeg het kleinood van veertig bij zestig centimeter in zijn handen en toonde het me. Het was ingepakt in doorzichtig plastic. Ik zag een vrouw met een kind op haar schoot op een blauwe ezel, rechts stond een man met een bruinoranje mantel om en een staf in zijn hand. Links was een palmboom, rechts iets wat leek op een loofboom, in het midden Arabisch schrift dat ik niet kon lezen. Er zat veel wijnrood en eidooieroranje en Grieks blauw in de schildering. Ik voelde de warmte van het Midden-Oosten. Misschien kwam dat ook omdat ik wist dat de man die het me gaf in Egypte woonde en nu even hier was voor het een of ander en bij zijn dochter logeerde die student was. Hij zei: ‘dit is ‘m dan.‘ Ik nam de icoon aan. De man gaf me nog een hand en toen ging de deur weer dicht. Ik wist niet goed of ik de icoon het beste hierboven in het donkere portiek in de speciaal ervoor meegebrachte tas kon doen, of beneden op straat waar het licht was, maar waar iedereen kon zien wat ik in de tas stopte. Sinds de dramaserie Oud geld weet ik zo’n beetje wat iconen zijn. Ole, gespeeld door Gijs Scholten van Asschat, raakt in de ban van iconen en speurt ze op in Polen en nog verder oostwaarts en het loopt niet goed af, want daarvoor is het een dramaserie. Deze icoon was geen echte, tenminste dat was mij verteld, het was een kopie, maar wie kent het verschil nog tussen origineel en namaak? Ik liep verder de Rederijkersstraat in. Het was een smalle straat. Auto’s en werkbusjes stonden met draaiende motoren in een stroperige file. Ik dacht: dit is sluipverkeer. Verderop stond de openbare basisschool De Kleine Wereld. Nog weer verderop op het kruispunt van twee hele brede straten tilde een kraan plakken asfalt op. Ik kon kriskras oversteken. Alle auto’s stonden vast in de smalle woonstraten verderop. Het voelde lekker om ergens te lopen waar je normaal niet kon lopen zonder het met zware verwondingen te bekopen. Of nog erger. De kraanmachinist stak zijn hand op. Straks zouden hier andere mannen een mooie nieuwe laag asfalt leggen en denken dat het voor de eeuwigheid was.