Ik las: ‘Doe je lang genoeg iets zonder het aan te kunnen, dan zijn de gevolgen groot. Daar moet je voor boeten. Dat gaat niet zonder consequenties.’ De zinnen stonden in Liefde van Karl Ove Knausgard. Ik dacht aan mijn broer die al jaren iets bovenmenselijk probeerde te doen en daarvoor hevig boette, al voelde hij dat maar zo nu en dan. Nu was weer zo’n moment waarop hij hoopte dat de wereld even stil kon staan. Een jaartje of zo. Economie, had ik tegen hem gezegd. Ceteris paribus. Een tramcontroleur vroeg om mijn kaartje, ik keek op uit het boek. Verderop stond een controleur bij een man die geen kaartje had. Hij was zijn portemonnee kwijtgeraakt. Maar je hebt toch net boodschappen gedaan? zei de controleur en wees naar de plastic tas van Jumbo tussen de voeten van de man. Dat was voor hij zijn portemonnee kwijtraakte. Of hij aangifte had gedaan bij de politie? Dat had ie. Hij was van middelbare leeftijd, had rossig blond haar. De controleur vroeg om de aangifte. Die had hij niet, want het politiebureau was dicht. Nee, een identiteitskaart had hij ook niet, die zat in die kwijtgeraakte portemonnee. Nou, zei de controleur, dan ga ik nu je gegevens proberen op te nemen. De man heette Theo. Iedereen in dit deel van de tram had een geldig kaartje, alleen Theo niet. Ik was met Theo en nog een jongen die met opgetrokken benen tegen de rugleuning voor hem zat de enige melkwitte. De rest had de kleuren van de wereld in hun huid. De postcode die Theo noemde, bestond niet. De controleur zei dat Theo geen geintjes moest uithalen, de boete daarvoor was heel wat smeriger dan voor zwart rijden. Toen noemde Theo een straat. Theo kreeg een boete en een kaartje waarmee hij nog negentig minuten kon reizen. Hij keek wazig. Je moet toch zeker nog naar helemaal naar Schiedam, zei de controleur, naar dat adres wat je mij net hebt opgegeven? Bij de volgende halte stapte Theo uit. Zijn mond hing een beetje open onder een slecht bijgehouden snor. Misschien deed Theo ook al heel lang iets zonder het aan te kunnen.