Ik mocht niet over de geul springen, zei de man met de schop en het gele veiligheidsjack. De oranje kraan was inmiddels bij de buurvrouw, die ook zo’n geul voor haar deur kreeg. Even dacht ik dat de man met de schop bang was voor de consequenties voor zijn baas als ik wat zou oplopen. Dat kwam door al dat zogenaamde risicomanagement van de laatste tijd. Het ziekenhuis had mijn vader platgespoten met haldol, zogenaamd voor zijn eigen veiligheid, anders zou die maar vallen en dan was je nog verder van huis, zei de verpleegster. Het verpleeghuis had hem na een val in een rolstoel gezet, met een band om zijn buik, ook al voor zijn veiligheid en nu had hij drukplekken van al dat statische hangen en zitten in die stoel en kon hij al niet meer op zijn benen staan, zo zwak waren die geworden. Zo snel kon het gaan, ook met mijn eigen slechte denken. De man met de schop zei dat hij laatst iemand een sprongetje had zien maken en dat toen de zijkant was ingezakt en die voet van die springer dus ook naar beneden was gegaan en dat die springer toen een lelijke kniewond had. Hij gunde mij geen lelijke kniewond, zei hij en hij krabde even met zijn werkhandschoen op zijn blauwe wintermuts. Al pratend had hij ondertussen een plank gehaald en die legde hij voor mij neer, over de geul en ik voelde me even een koningin. In de geul lag een dikke gele buis. Iets verderop had ik bossen dunne groene draden gezien. Ik moest aan inseminatierietjes voor koeien denken. Ik wist niet waarom. Het was glasvezel, zei de man met de schop. We hadden dit jaar al verschillende brieven gehad van het gas en van de riolering. Aparte brieven. Dat er binnenkort gegraven ging worden, dat schreven ze iedere keer, binnenkort, en dat we zelf verantwoordelijk waren voor de aansluiting naar ons huis. Dat binnenkort duurde nu al een jaar. We hadden nog nooit een kraan en een schop gezien. Over glasvezel had niemand een brief gestuurd. Maar die kwam tenminste. Iets verderop stond de achterbuurman die een tas met golfclubs in zijn garage heeft staan, te praten met de buurvrouw die vanaf haar balkon naar de werkende mannen keek. Niemand had om glasvezel gevraagd, begreep ik. Het leverde supersnel internet, zei de achterbuurman, maar het was ook twee keer zo duur, zei de buurvrouw. De Marokkaanse overburen hadden een tafel buiten gezet met daarop een zeiltje en een koffiekan en kopjes, echte kopjes, geen plastic bekertjes, en op een schaal onder het plastic allemaal lekkere koekjes.