Ik zat in de metro en las in de krant over Syrië en vroeg me af hoe mijn grootouders de krant lazen tijdens de Eerste Wereldoorlog. De omroepstem zei ‘Station Oostplein, Havenziekenhuis.’ Ik propte de krant in mijn tas en stapte uit. Het leek een eeuwigheid geleden dat het Havenziekenhuis mijn habitat was, en toch was het nog maar vier en een halve week geleden dat mijn vader daar doodziek op de spoedeisende hulp werd binnengebracht en nog maar twee en een halve week geleden dat ik daar mijn vader de koeling van het mortuarium in schoof. Zo ging het dus met tijd. Gebeurde er veel, dan leek de tijd zich op te rekken, gebeurde er niks dan vloog de tijd.