Zondagochtend

hapIk keek nog even op Google Maps voor de fietsroute. Ik moest gewoon langs de metrobaan, een binnendoor route was er niet. Het was rustig op straat. Een man op een snelle fiets haalde me in. De steel van een banaan stak uit het rugzakje van zijn wielershirt. Bij de afkickkliniek sloeg ik linksaf, ik fietste een stukje terug, volgde de bordjes Spoedeisende Hulp. Daarnaast zat de Huisartsenpost, had de assistente een uur geleden gezegd. Ik zocht naar een fietsenstalling, die was nergens, gelukkig werd er gebouwd en was er een Heras afzettingshek, waaraan ik mijn fiets kon ketenen. Ik kon mijn vinger tussen elf en twaalf komen laten zien, had de assistente gezegd. Het was vijf voor elf. De wachtkamer zat vol. De vrouw tegenover mij zat ineengekrompen met een kartonnen bakje op haar schoot. De kreten van het ventje van misschien anderhalf waren al duidelijk teveel. Een man hield het ventje bij zijn moeder weg. Wel grabbelde ze geregeld in haar tas als haar telefoon bliepte. Iets verderop zat een knul met een heel dik oog, dat je nauwelijks meer kon zien, met veel tinten groen, geel en blauw eromheen. Door de deur die een arts af en toe opendeed om een naam te noemen, kwam een jonge vrouw. Wat een sauna, zei ze, en ze klom op een stoel om een raam open te zetten. Ze zei dat er net een extra arts was binnengekomen, dus hopelijk zou het wat sneller gaan stromen. Ik was nog nooit bij een Huisartsenpost geweest. Ik wist niet eens wie mijn huisarts was, zei ik tegen de assistente, de vorige die ik een keer heb gezien, is met pensioen. Ik had nog op de site van het Gezondheidscentrum gekeken, maar bij geen van de foto’s en namen was een belletje gaan rinkelen. Mijn vinger voelde al heel wat beter sinds ik gebeld had. Ik dacht aan de automatische tekst die ik kreeg toen ik belde: dat de Huisartsenpost er alleen was voor zaken die niet tot na het weekend konden wachten en dat alle kosten bij mijn verzekeraar of bij mij in rekening gebracht zouden worden. Ik voelde me al direct schuldig, maar ik vond ook dat ik nu moest doorzetten. Het ging om mijn linkerwijsvinger, en bij ieder mes, iedere schroevendraaier, ieder potlood dat ik in mijn hand nam, voelde ik de handicap. De arts bekeek mijn vinger. Gezwollen, constateerde hij, en een functiebeperking. Hij schreef een briefje voor de Röntgen, noteerde mijn naam, familie van?, vroeg hij, of ik ook creatief was, ik zei dat ik schreef, hij vroeg wat ik schreef, ik voelde me al minder schuldig. Ik stak over naar de andere kant, naar de Spoedeisende Hulp, daar sprak ik tegen een dikke glazen ruit, in een bakje legde ik mijn rijbewijs, verzekeringspasje en verwijsbriefje. Een paar meter verderop was het noemen van mijn geboortedatum, postcode en huisnummer voldoende geweest. Even later kwam Hennie, ze bekeek mijn vinger, ze vroeg of ik iets tegen de pijn wilde, ik zei dat ik geen pijn had. Toen kwam Annemiek, ik liep achter haar aan, ik moest op een krukje gaan zitten en mijn hand op een plaat leggen. Ze zei dat je glas niet kon zien op een foto, ze vroeg waar het glas erin was gegaan, ze plakte een kogeltje op de plek en zette een rode kunststof driehoek achter mijn hand. Ik hoorde een belletje en gezoem en zag wit licht. Toen mocht ik weer terug. Even later kwam er weer een vrouw, ik liep achter haar aan en pas in een spreekkamer draaide ze zich om en kon ik haar gezicht zien en stelde ze zich voor. Ik moest mijn hand voor haar leggen, ze voelde, drukte, op de foto was niks te zien, zei ze, er lopen hier veel pezen. Zomaar gaan snijden op zoek naar een frutsel deed ze liever niet. Het kon ook zijn dat het glas zo diep was gegaan dat het een bloedvat had aangeprikt, dat er een bloeduitstorting was geweest die de zwelling en het ongemak en het niet kunnen buigen van de vinger veroorzaakte. Ik mocht het nog een weekje aanzien en als het dan nog niet over was, moest ik even naar mijn huisarts. Ik moest echt eens gaan bellen wie dat toch was.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.