Ik was er niet wakker van geworden, maar de motorzaag en de takkenhakselaar zorgden er wel voor dat ik snel opstond. Eerst dacht ik dat het ergens achter was, een straat verderop, maar toen ik in de badkamer stond, klonk het heel dichtbij. En dat was het ook. Het was gewoon in de straat. Toen ik op het balkon stond, zag ik net de kruin van de enorme kerstboom op straat landen. Die kerstboom stond in de tuin van het hoekhuis, pal naast het voetpad tussen de huizen door. De kerstboom kwam inmiddels boven de huizen uit, de eerste bewoner moet hem daar in een jolige bui tijdens een van de eerste winters van deze huizen halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw in de grond hebben gezet. Misschien hing er toen nog een bal in of een strikje. Inmiddels wurmde de kerstboom de stoeptegels omhoog op een plek waar ook een gasleiding liep en verstopte hij in de herfst de dakgoot van de buren met zijn miljoenen kleine naalden. Iemand had kunnen besluiten dat die stoeptegels en die gasleiding en desnoods het huis dat alle licht voor de boom wegnam, dan maar weg moesten, zodat de boom weer eens sappige groene naalden kon krijgen in plaats van dat eeuwige, droevige, kale roestbruin, maar er was anders besloten en nu keek ik naar de Palfinger PK18002EH. Het was een fantastische arm, met een verticaal stuk, dan een stuk dat van verticaal tot horizontaal kon en daarop kwam het stuk dat vier uitschuifbare delen bezat. Het was een soort vinger: drie kootjes, maar dan onderling wendbaar in alle richtingen en dan op het bovenste kootje, daar waar je nagel zit nog een viertrapsraket die je vinger vier keer zo lang kan maken. Aan het uiteinde daarvan een grijper, die alle kanten op kon en innig kon vastklemmen. In een tuig en aan touwen en een ketting hing een man in de boom. Dat was de man met de motorzaag. Dan was er een jongen met een helm, oorbeschermers en gezichtbeschermer die de takken in de hakselaar duwde en dan was er de jongen met de joysticks. De joysticks zaten op een klein kastje dat iets lager dan zijn middel hing. Met die joysticks bediende hij alle kootjes van de Palfinger, draaien, knikken, uitschuiven, inschuiven, grijpen, vastklemmen, loslaten. Hier betaalde zich jarenlang spelen op de Playstation uit. De jongen met de joysticks kon zelfs zo’n bundel takken in een beweging in de hakselaar steken, zodat de hakseljongen, die duidelijk de jongste bediende was, er niet eens aan te pas kwam. Die had trouwens nog een steeksleutel nodig om de spuugtuit van de hakselaar ietsje hoger te richten zodat de houtsnippers de laadbak van de vrachtwagen gelijkmatig bedekten. Die joystick-jongen liep gewoon een beetje over de straat, daar waar hij het beste zicht had, volledig vertrouwend op de draadloze verbinding tussen zijn kastje en die arm waarin nu een dik stuk stam van zeker vier meter lag dat boven de garageboxen zweefde.