Ik hoorde Oostplein, Havenziekenhuis, ik stapte uit, liep de trap op, hield mijn kaart voor het roze logo van de poortjes en ging nog een trap op. Boven op straat stond een groot bord, de sigarenman naast de Gall&Gall gebruikt het om reclame voor de lotto te maken, maar dit bord was van de politie, ik zag drie foto’s, van die slechte foto’s die je ook bij Opsporing Verzocht ziet en daar ging het ook om. De twee jongens op die foto’s hadden een meisje beroofd en het meisje had die jongens een paar weken later in de metro gezien en daar had de camera ze vastgelegd. Eén jongen droeg steenrode gympen, die ander had een petje over zijn rastakapsel. Ik kende de jongens niet. Ik deed mijn ding bij Renate, ze was tevreden, ze zei: je gaat als een speer. Een goede vriend had sinds kort een personal trainer en als hij iets vijfentwintig keer moest doen, bijvoorbeeld een halter optillen, dan telde zij af, niet op, maar af, en bij vijftien wist hij dat hij zonder haar opzwepende aanmoedigingen de halter aan de wilgen zou hangen, maar vanwege haar ging hij door. Ik zei: die personal trainers weten ons altijd nog een druppel uit een opgedroogde dweil te laten wringen. In de metro terug las ik verder in de biografie van Philip Roth. Als een van zijn hoofdpersonages de vraag krijgt hoe het is om ouder te worden, laat Roth hem zeggen: ‘Denk aan het jaar 4000.’ De vragenstellers lachen, alsof hij een mop gaat vertellen, en daarom gaat hij verder: ‘Nee, nee. Denk serieus aan 4000. Stel het je voor. Het jaar 4000. In al zijn dimensies, in al zijn aspecten. Neem rustig de tijd.’ Na een minuut van bedremmelde stilte zegt de hoofdpersoon zacht: ‘Zo voelt het om zeventig te zijn.’ Bij mijn station stapte ik uit, ik liep langs de Argos-benzinepompen en las op de zijkant van een Roteb-vuilniswagen de dichtregel ‘Een- of tweemaal in zijn leven wordt een man als een appel geschild.’