Economie

economieIk zat op rij tien, bij het raam. De stoelen voorin, voor het gordijntje, waren allemaal leeg. Ook de stoelen verderop, achter rij twintig waren zo goed als leeg. Alleen de rijen rondom mij waren vol. We waren een prooi in een slangenlijf. Ik herinnerde mij de tijd dat een grondstewardess er plezier in had je bij het inchecken betere plaatsen te geven. Het toestel is lang niet vol, zei ze dan. En dan zat je met zijn tweeën op een rij van drie bijvoorbeeld. Of je had niemand achter je, of voor je. Wat weer handig is als iemand zijn rugleuning naar achteren duwt. Maar de grondstewardess was er niet meer. En het leek de bedoeling ook het plezier te laten verdwijnen. Voor die stoelen daar achter, zei R, die dit allemaal geregeld had, moet je bijbetalen. R zat helemaal klem, ik kon mijn weg nog wel vinden, hoe dicht ze de rijen ook op elkaar zetten. Ik huldigde vaak de leus van mijn opa: klein, maar fijn. Op het eind van zijn leven was ik hem voorbij gegroeid, of misschien was ik altijd al iets langer, maar zag ik dat niet, omdat hij mijn opa was, en ik zijn kleindochter. Even later zaten we in een bestuurderloze metro en daarna in een bus met chauffeur, dat had ik allemaal thuis op de bank kunnen uitzoeken dankzij internet, en weer iets later waren we in een gloednieuw appartement. In de lobby was WIFI gratis, op de hotelkamer moest je ervoor betalen. Ergens vergaten de bedenkers van verdienmodellen iets over wat mensen echt prettig vonden. De jongen achter de kassa bij de Netto op de hoek heette Kasper. Zijn collega sprak het net zo zangerig uit als Birgitte Nyborg in Borgen.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.