Ik trok het blad weg tussen de maagdenpalm. Ik trok het weg omdat het anders was, gaasachtig, omdat ik dacht dat het de maagdenpalm ging overwoekeren. Ik trok twee handen vol frisgroen gaas weg en bij de derde hand kwam de wortel mee, het was niet meer dan één knolvormig worteltje waar al dat blad aan had gezeten. De vriendin die even was langs gefietst en nog met de fiets in haar hand stond, zag iets vliegen en vroeg of wij ook zo’n last hadden van de tortelduiven. Ik vroeg hoe een mens last kon hebben van zo’n lieftallig beestje. Ze zei dat ze om zes uur begonnen te koeren onder haar slaapkamerraam en dat ze niet meer ophielden en dat er steeds meer van kwamen omdat ze geen natuurlijke vijanden hebben en dat ze ze wel met een buks uit de lucht wilde schieten, al vermoedde ze dat dat zo vroeg op de ochtend ook weer overlast zou geven. Ik vertelde over de houtduiven van die ochtend, maar dat ik van de tortels nog nooit last had gehad. Ik dacht hier allemaal aan door de wind die op het raam stond waardoor de lamellen hard tegen het raamkozijn tikten en ik inmiddels half wakker was en nu maar ging luisteren of er al vogels wakker waren om kwart voor vier. Ik hoorde niks, behalve de wind en het getik. Ik bedacht in mijn halfslaap dat ik een kussen in de vensterbank kon zetten. Er lagen twee kussens op mijn voeten, dat vond ik fijn. In het Roosendaalse ziekenhuis had ik ontdekt dat mijn vader ook graag iets zwaars op zijn voeten had. Nu kon je denken aan iets genetisch, maar misschien hield de helft van de mensheid (de mensheid die zich een deken kon veroorloven) wel van iets zwaars op de voeten en de andere helft niet. Toen ik wakker genoeg was zag ik dat een kussen helemaal geen oplossing was, daarvoor was de vensterbank veel te smal. Ik legde twee sokken in de vensterbank en het getik hield op. Er waren inmiddels vogels aan het zingen. Ik dacht merels te horen, en een vogel die zeven keer achter elkaar twee dezelfde tonen herhaalde, dan even pauzeerde en dan weer opnieuw begon. Veel vroeger dan anders begon ik aan de dag. Ik was benieuwd of Jan van Mersbergen zijn stukje al had gepost.