Ik zag Lech Walensa. Zijn gezicht was een stuk voller sinds die tijd op die werf in Gdansk. Zijn haar was wit, zijn snor spierwit. Zijn strijdleuze had niet meer het volume van de man op de barricade, maar was misschien nog wel groter dan toen. Hij zei dat zijn werk er nog niet op zat. Hij was erin geslaagd de oude orde omver te werpen, nu hoopte hij nog mee te werken aan de nieuwe orde, Europa één land, en daarna de wereld als een. Zijn vader was in de Tweede Wereldoorlog omgebracht door de Duitsers. Hij zei: als mijn vader zou horen wat ik nu zeg, dan zou hij me uit de familie zetten. Als mijn vader zou horen dat er geen troepen meer gelegerd zijn aan beide zijden van de Pools-Duitse grens, dan zou hij een hartaanval krijgen. Onze generatie, en Walensa wees naar de jonge interviewer, heeft het voor elkaar gekregen dat er een Europa is zonder soldaten tussen die landen. Ik dacht aan de grenscontroles in de jaren zeventig. Mijn moeder haalde tien kilometer voor we het land gingen verlaten de paspoorten uit haar tas, legde ze in het handschoenenkastje, pakte ze daar na vijf kilometer weer uit, vouwde ze open op de pagina’s met de foto’s, legde ze weer weg. Mijn vader haalde zeker twee kilometer voor de hokjes en slagbomen in ons vizier kwamen zijn voet van het gaspedaal, begon het raam al een stukje open te draaien. De mosgroene uniformen waren altijd met twee, de een maakte het stopteken, de ander tikte op het ruitje. Mijn vader liet het raam verder zakken, haperend, mijn moeder hield de paspoorten al een kilometer in haar hand, uitgestoken naar mijn vader, die na het opendraaien van het raam de paspoorten overnam en overhandigde. Mijn broer zat altijd links, ik rechts. Het groene uniform met pet dat de vreemde ogen in een schaduw legde, bladerde, zweeg, ging iets door de knieën, bekeek ons op de achterbank, las onze doopnamen voor, mijn broer zei niks, mijn wangen schoten vuur, mijn ouders probeerden een zenuwachtige lach, de knieën werden weer gestrekt, er werd nog wat door de boekjes gebladerd, het duurde een eeuwigheid tot die passen terugkwamen door het raampje, mijn vader nam ze aan, soms vergat hij ze eerst aan mijn moeder te geven voor hij gas ging geven en dan had hij maar een hand om te sturen en dan moest ook dat raam weer dicht en het duurde zeker een kilometer voor ik kon ademhalen en de heerlijkheid kon voelen dat ik nu echt in het buitenland was. En dit was dus alleen maar douane.