Ik liep naar buiten. Een mens had toch buitenlucht nodig, wind door de hersenpan. De buurvrouw was op vakantie. Ik draaide de wijk in: kijken naar waarover zij me had verteld. Twee straten verder waren de stoeptegels inderdaad al weg. Er lagen planken en rubberplaten over het zand. Ik liep nog wat verder. Aan het eind van ons buurtje lag de eerste overhoop gehaalde straat er weer strak en vlak bij. De straatklinkers waren grijs met een glinster erin, de stoeptegels ook, fris, de voortuinen waren bijna ook allemaal nieuw en fris, iedereen klaagde over de ophoging, maar eigenlijk was het een fijne stok achter de deur voor iedereen om die verwilderde voortuin weer eens aan te pakken, de straatverlichting was smal, donkergrijs, met een plat kapje boven. LED waarschijnlijk. Ik was benieuwd naar het schijnsel. Voor ons huis staat een lantaarnpaal. Mijn nichtje kon niet tegen licht. Toen ze hier een tijdje woonde in de benedenkamer plakte ze een zwarte vuilniszak voor het smalle raampje boven de deur. Elke keer als de tape losliet en het oranje schijnsel binnen piepte, plakte ze met nog meer tape die zak vast. Ik slingerde verder door de wijk, het doel was buiten zijn, flink lopen, na dagen van louter regen, ik passeerde het wijkcentrum, ik was er jaren iedere week naar binnen gegaan met mijn saxofoonkoffer, nu ging ik weer, de bibliotheek was niet wegbezuinigd, ik liep langs de boekenkasten, bekeek de titels, liet me verrassen, bedacht dat het vroeger zo ging, ik ging naar de dorpsbibliotheek in het grootste dorp of naar de schoolbibliotheek en je deed het met was er was, nu las ik recensies en bestelde een boek. Het maakte niet meer uit waar het vandaan moest komen. Geen verrassing meer. Het begon te regenen, ik stopte het in de bibliotheek meegenomen uitmagazine onder mijn jas en zette de capuchon van mijn Brooklynvest op. Ik deed een paar boodschappen in de verre supermarkt, wandelde terug, in alle rust, liep mijn straat in, zag iemand voor de deur staan, een mooie jonge vrouw, ze zei: ik belde net aan maar ik hoorde niks, en toen begon het me te dagen.