Ik vroeg de buurman van het huis waar ik altijd langsloop op weg naar de groenteboer en de metro of hij aan het verbouwen was. ‘Vloerverwarming,’ zei hij. ‘Ze hebben gisteren de gleuven gefreesd.’ Zijn hondje snuffelde zenuwachtig rond zijn voeten. ‘Vandaag zijn de tegels gelegd. En morgen. En overmorgen.’ Hij zuchtte. Meestal zwaai ik naar deze buurman. Spreken deed ik hem weinig. ‘In een van die garageboxen,’ hij wees naar het rijtje van vier, ‘staat de hele huiskamer.’ Weer een zucht. ‘En dan komen de plinten pas volgende week. En de wanden kunnen ook wel een sausje gebruiken als je de boel zo leeg ziet.’ Dus jullie wonen nog wel even boven, zei ik. Hij knikte, verzonken in tegels of andere gedachten en trok zijn hondje van tien stoeptegels verder zo naar zich toe. Ik dacht aan de Belastingdienst. Eindelijk was er iemand de baas die durfde te zeggen dat er teveel Belgische aanbouwsels aan het huis waren gezet, de een nog krakkemikkiger dan de ander. Ze trokken het hoofdbouwsel scheef, op de naden lekte het. Er ging veel tijd verloren met emmers op de juiste plekken zetten. De media deden schamper over de systemen uit 1968, maar ik had bij een verzekeraar gewerkt. Ik wist dat het bij hen en bij de banken niet anders was. Er is een eerste systeem, dan bedenkt iemand iets nieuws, dat wordt met een paar handmatige rijgsteken aan dat eerste systeem gekoppeld tot er een bouwwerk van systeempjes staat, de laatste het zwaarst en innovatiefst bovenop de aanvankelijke eenvoud, nooit is er tijd om de vloer weer eens van nieuwe tegels te voorzien, altijd moet alles door, in het kapitalisme is tijd geld en geld mag nooit stoppen, en dan moet er nergens een draadje losraken, want niemand weet meer hoe dat losse draadje op te sporen. En het is al die automatisering waarmee bedrijven en instellingen ons hebben leren geloven dat alles vierentwintig uur door kan draaien. Parlementariërs geloofden het ook graag, die hadden kennelijk nooit goed opgelet tijdens hun eerste baantjes en bijbaantjes. Sommige politici konden moeiteloos de ene dag rechts kletsen en de andere dag links. Maar die enen en nullen in systemen waren in wendbaarheid het tegenovergestelde van zulke politici. De buurman wees naar de hond. ‘Zij weet helemaal niet meer waar ze het moet zoeken,’ zei hij, ‘de eerste dag met alle deuren open waren we haar al direct kwijt.’ Hij had haar aan een lang touw in de tuin gezet. In mijn hoofd broedde een idee voor de Belastingdienst en de politiek.