Ik maakte een doekje nat, liep naar buiten, veegde met het doekje over de springtouwen, die ik aan elkaar had geknoopt en tussen de pergola en de schutting had gespannen. Ik controleerde het lichtgele doekje, ik zag nergens zwart. De vorige keer dat ik het deed, had ik ook geen zwart van de springtouwen gehaald, en de voorvorige keer ook niet. Toch nam ik iedere keer de springtouwen af als ik er iets groots overheen wilde hangen, dekbedden bijvoorbeeld, of slaapzakken. Hoe lang had gedrag nodig om in te slijten? En hoelang om te verbleken? Ik had het mijn moeder, met aftrek van mijn onbewuste jaren, zeker acht jaar lang zien doen: een doekje, meestal een oude onderbroek, natmaken, bovenop de knijpers in het witte, emaille emmertje met blauw rand leggen, en dan met de oranje wasteil mee naar buiten, daar eerst de waslijndraden afnemen, het liefst twee keer en altijd was er die koolzwarte streep. Daarna had ik het nog een jaar of vijf, zes zelf gedaan, ik was er, toen ik ermee begon, net lang genoeg voor, en altijd met gitzwarte strepen op de witte doek als resultaat. Toen vertrok ik en kwam ik terecht op plekken waar ik de was niet buiten kon hangen, en nu deed ik het nog steeds niet, binnenhangen was veel makkelijker, dan hoefde je de lucht niet in de gaten te houden, of de was nog dezelfde dag op te ruimen. Maar soms wilde ik wat luchten, vandaar die springtouwen. Ik dacht aan die keer, lang geleden – ik was nog veel te klein voor de waslijn, mijn hulp bestond uit het aanreiken van de knijpers –, dat mijn moeder vertelde dat ze via via gehoord had over iemand die geëmigreerd was naar Australië die de waslijnen nooit hoefde schoon te maken. Magisch vond ik dat.