Ik zag alweer gespannen draden, deze waren bruin, die van gisteren waren groen. De bruine zaten in een rechthoekig perspectiefraam. Ik las dat het dezelfde afmetingen had als het papier of doek waarop Van Gogh zijn schets of studie maakte. Vanuit diverse punten in het raam spanden draden naar een tegenovergestelde hoek of kant, ze kruisten elkaar in het midden, taartpunten, ik dacht aan het flesje Brasso zilverpoets dat mijn moeder twee keer per jaar tevoorschijn haalde. Op het papier of doek trok Van Gogh dezelfde lijnen, soms kon je zo’n lijn nog zien door de verf heen, ik zag zoiets natuurlijk niet, maar dankzij een sterk uitvergrote foto kon ik ook ‘o ja’ zeggen. Die lijnen waren een hulpmiddel om de proporties en het perspectief goed te krijgen, vermeldde de uitleg bij de speciale tentoonstelling over hoe Van Gogh te werk ging. De draden van een dag eerder waren groen, ik zag ze net op tijd, toen ik naar de metro rende omdat ik nog maar twee minuten had, ik wilde al over de aangestampte ondergrond vliegen, maar daar waren dus draden gespannen. Toen ik terugkwam had ik meer tijd, ik zag een klos groen draad, gerold om een stok hout, naast een metalen pin, die in de grond was gestoken, met een oog bovenaan, waardoor het groene draad, ik volgde het strakgespannen groen en kwam bij een volgende metalen pin. De mannen legden de trottoirbanden langs de strakke groene draad, iets verderop was een man op zijn knieën bezig grote rozerode stenen langs die grijze banden te leggen en daartussen zou dan straks het rode asfalt komen. Even later pakten de mannen vouwstoeltjes uit hun busjes en maakten een halve kring onder een grote boom. Ik liep naar huis. Niet ver boven ons daalde een passagiersvliegtuig.