Ik zat naast het meisje dat een 3,2 had gehaald voor financiële administratie. De coupé zat vol jonge mensen, ze kenden elkaar. Er kwam een leraar langs die vroeg waar zijn collega’s zaten, een jongen zei: op het volgende perron, de leraar zei: bedoel je in de volgende wagon? Er werd een klein beetje gelachen. Een meisje met een angstig gezicht en een thuis geprint ticket met zo’n zwartwitte Escher-achtige QR-tekening erop zei dat ze niet zwart wilde reizen, maar deze trein echt niet meer uitging om op zoek te gaan naar een paal waar ze dat papier kon scannen. Dat papier hoefde ze helemaal niet te scannen, dat moest je alleen doen als je een poort wilde openen, maar hier waren nog geen poorten, laat staan dichte. Maar ik zei niks, net zo min als ik zei dat financiële administratie geen zin meer had. Op die 3,2 kwam trouwens geen enkele reactie. Had ik maar niet gekeken, vervolgde het meisje, ze staarde naar haar telefoon. Tegen niemand in het bijzonder zei ze dat ze nu een 3, een 2, een 4 en een 3,2 had, dat ze alles moest herkansen. Zeker tien keer zei ze: wat erg, oh wat erg. Toen vroeg iemand: had je wel geleerd? Ik ben dom geworden, vervolgde ze, ik heb mijn hersens weggedronken. Troost bood Renate, die in alles heel goed was en ook een 3,2 had, wat kennelijk allemaal te lezen viel op die telefoon. Toen besloot ze: boeiuh, ik kan toch herkansen. Bij het volgende station moest ik overstappen, ik vroeg of ik er langs mocht. ‘Natuurlijk,’ ze zei het best opgewekt. Ze had lang haar, niet blond. Met een beetje hulp van haar telefoon, maar toch vooral in haar eentje had het meisje in vijf minuten gedaan waar anderen soms een leven over doen: een teleurstelling incasseren. Ik had haar moeten feliciteren, maar ik deed het niet.