Ik vroeg mijn broer, die zei dat zijn tenen na drie uur heel koud waren geweest, of hij geen verwarming in zijn trekker had. Hij zei dat hij de paddestoelen kapot had geëgd met de David Brown, de lichtste trekker die hij had, om de grond luchtig te houden, maar dus ook zonder cabine. Mijn broer was een van de dertien boeren die het felbegeerde quinoa had geteeld. Mijn oom en tante hadden op Omroep Zeeland bij een quinoaschoningsbedrijf een kist gezien met daarop de naam van mijn broer. En nu had mijn broer dus paddestoelen op zijn voormalige quinoaland. Ze leken op champignons. Door ze met de eg kapot te maken, konden ze geen nieuwe sporen verspreiden. Als je vijf jaar achter elkaar graan op hetzelfde land teelt, zei mijn broer, dan was je er vanaf. Paddestoelen hielden niet van graan, maar kennelijk wel van quinoa. Het bewees nog maar eens dat graan en quinoa niks met elkaar te maken hebben, quinoa is het zaad van een spinazieachtige plant. Ik bekeek het item op Omroep Zeeland. Ze deden net of alle quinoa die in beeld kwam uit Zeeland kwam, maar dat klopte dus niet, getuige die enorme kist met mijn broers naam. Volgens mijn broer had Zeeland niet meer dan twee proefveldjes gehad. Nu de eerste schapen over de dam waren, en quinoa een betere financiële opbrengst voorspelde dan graan, wilden veel meer boeren volgend jaar quinoa telen. Die wisten nog niet dat ze na de oogst in bittere kou een paddenstoelenplaag moesten bestrijden.