Ik wenste iedereen bij de groenteboer een gelukkig nieuwjaar en na de mandarijnen, druiven, mineola’s, Hoekschewaardse chips en veel doosjes fruit-in-chocoladelekkers ook alvast een goed weekend, omdat ik niet wist of we zaterdag voor sluitingstijd terug zouden zijn uit het noorden. De groentedochter vroeg hoe ik dan aan mijn verhalen moest komen, en daar had ze een punt. Daarna reden we van snelweg naar snelweg; vanaf de provincie met de ontelbare windmolens hadden we het asfalt voor onszelf. Het zat in onze genen, een landschap met molens, ook al draaiden er in het echt niet veel klassieke molens meer, dan nog hadden we ze ons eigen gemaakt via kerstkaarten, kinderboeken en de schilderijen van onze beroemde landschapschilders. De luchten leken trouwens ook zo weggelopen van die schilderijen. Met behulp van een papieren kaart bereikten we onze eerste bestemming. We zwommen wat, een jonge vrouw met een zwart zwembrilletje over een oranje wedstrijdbadmuts met daarop NED en nummer 9 en een klein rechthoekje met de roodwitblauwe vlag liet zich ook in het water zakken, misschien waterpolode ze in het Nederlandse team. Tegen haar vriendin, die later kwam, zei ze: zeven slagen zonder aantikken is haalbaar. Ze ging heel hard, zelfs toen ze alleen haar armen gebruikte en de rest van haar lijf met gesloten benen bewoog als een dolfijn. Morgen zou ik dat ook gaan proberen.