Ik fotografeerde het bordje boven de deur in het halletje: ‘In deze kerk is het rooken en spuwen verboden’. De vader van mijn vriendin glimlachte en zei dat ze hier vroeger op hun klompen binnenkwamen. Ik snapte het verband tussen de klompen en de neiging te willen spuwen of roken niet helemaal, maar een mens moest niet alles willen begrijpen. Wel kwam ik op het idee dit bordje te gaan herinvoeren. Had de Chinese overheid haar inwoners ten behoeve van de Olympische Spelen dat gespuug net een beetje afgeleerd, hier nam het hand over hand toe, onder knullen met name. Bij de trap naar het orgel en de kerkbanken op het balkon hing een briefje dat de toegang voor jongeren onder de achttien ‘alleen onder begeleiding van (een van) de ouders’ was toegestaan. Mijn vriendin, die hier haar jeugdzondagen had gesleten, zei dat dat hard nodig was. Ze raapte snoeppapiersnippers op: kerkbankenbiks, zei ze. Haar vader veegde de zwarte bordjes met een wisser schoon, klaar om met een krijtje de teksten en liederen van de volgende dienst te ontvangen. Een toeristenbrochure zou dit kerkje als lieflijk omschrijven. Ik probeerde de houten kerkbanken uit, ontworpen toen het bovenbeen van de mens nog kort en sterk was, en keek naar de herenbanken voorin, dwars en hoger en met afdak en sierlijk houtsnijwerk, dicht tegen de schouderhoge hekken waarachter de ouderlingenbanken en de kansel. Weer thuis aten we Indiaas, gebracht door twee jongens in een auto.