Ik stapte in bij de deur waar een jongen als een marktkoopman iedereen naar binnen riep. Vlak bij hem zat en stond een halve klas brugpiepers. Ze deden alles wat ze moesten doen op die martelende weg naar hun volwassenwording: schreeuwen, indruk maken op elkaar en op het andere geslacht, duwen, trekken, slaan, rugzakken verwisselen, checken bij elkaar of een bepaalde grap kon, hard lachen. Een jongen spoorde een andere jongen aan om het meisje met Aziatische trekken in het volgende vierzitje aan het huilen te maken. Dan krijg je Chinese thee, zei de jongen en hij lachte hard en een andere jongen lachte mee. Maar de jongen die voor de tranen moest zorgen, durfde niet of had er geen zin in. Hij stond al zo dicht bij de meisjes. Toen trok een van de jongens die niet zo dicht bij haar durfde te staan aan haar gitzwarte haren. Het meisje draaide zich om en mepte er keihard op los. De jongen naast de dader kreeg de klappen, het was maar een grapje, zei de dader en de jongens waren voor even stil. Iets later toen de druktemakers op weg naar hun volwassenwording weg waren, drentelde een Chinees jochie dat het lopen net machtig was door het gangpad, alleen via zijn capuchon verbonden met zijn oma. Het maakte hem niet uit op de trein remde of optrok. Zijn lijfje was alle krachten de baas.