Ik begreep dat broccoli geen groente voor de zondag was. Het waarom werd me niet helemaal duidelijk, maar wat wel kon waren boontjes, witlof met ham en kaas, asperges. De asperges waren inderdaad heerlijk, ik at ze vrijdag, uit Limburgse volle grond, al wilde niemand dat geloven, maar toch was het zo, via een systeem van verwarmde grond. Uit de kas had de groenteboer ze ook weleens gehad, maar daar zat geen smaak aan. Asperges hadden volle grond nodig. Nadeel van de verwarmde aardemethode was dat het kontje snel openspleet. De groenteboer liet het me zien. Dat had je niet met asperges uit de koude grond. De natuur had een mate van verfijning die wij hooguit in de verte konden nabootsen. Dan was er nog de kwestie groenteboer. R had al vaak gezegd dat het groenteman was, geen groenteboer, en nu liet de groentedochter ook doorschemeren dat haar vader het niet zo op ‘boer’ had. Het is nostalgie, riep ik uit. En wat dan? Groenteman? In een zaak vol vrouwen? Toen opperde de groenteboer: groentevriend. Bij de start van de lente neem ik afscheid van de groenteboer en verwelkom ik de groentevriend.