Ik zoog voor de tweede keer in twee dagen tijd een cocktail op uit een conservenglas annex jampot. Het werkt zo: je stopt zo’n lege jampot vol met gecruncht ijs, schenkt er een kleurig mixje overheen – fruitsap met gember en jasmijnthee en schijfjes limoen, of, zoals nu: rum, limoensap, suiker en een verse struik munt –, steekt er twee zwarte rietjes in en het leven is hip. Een jonge vrouw, zeker anderhalf keer mijn lengte, stond wat bedremmeld met de jampot in haar hand en vroeg of dit nog bij het theaterstuk hoorde, dat leek te gaan over een duurzaamheidsrevolutie maar evengoed een persiflage op alle klimaattoppen en de mens met zijn goede bedoelingen en verwoestende uitkomsten kon zijn. Ik zei dat de mojito in jampot waarschijnlijk een manier was om ons nog wat te laten plakken, zodat niet iedereen al weg was als het nagesprek met de tweede vrouw van de Partij voor de Dieren zou beginnen. ‘Oh,’ zei de vrouw, ‘dan is het zaak door te drinken.’ Ze nam een trek van haar rietje. ‘Wat vond u van het stuk?’ U. Zo jong was ze dus. Eerlijk gezegd stond alleen de openingszin (Welke maatschappelijke koersverandering hebben we nodig?) me nog helder voor de geest (omdat die tien keer was geprojecteerd), en het slot, over een meisje in Turkije. Evolutie is: een meisje dat op haar elfde, net voor de cruciale test, van school wordt gehaald omdat ze toch huisvrouw zal worden, en zich stellig voorneemt háár dochter wel de hoogst mogelijke vervolgopleiding te geven; revolutie is: datzelfde meisje dat haar moeder neerschiet met de revolver van haar vader, te jong is om strafrechtelijk vervolgd te worden, terugkeert naar school, de test doet en door mag naar de hoogst mogelijke vervolgopleiding.