Ik krentte de druif zoals ik had gezien in de fantastische film Portret van een tuin. 60-65 druiven per tros was ideaal volgens de 85-jarige Jan die zijn leven lang had gesnoeid. Eerst telde ik nog, al snel deed ik het op gevoel. Het is een fijn klusje voor tussendoor of in de avond als de tuin nog warm is, maar niet te warm, en de wereld stil wordt. De grond lag bezaaid met groene druifjes ter grootte van een doperwt. Het is een daad waarvoor je iets moet overwinnen: druifjes weggooien om straks veel druif te krijgen. Een houtduif klapperde met veel lawaai en een takje in zijn snavel door de bladeren van de blauwe regen heen om te landen op de linkerlegger van de pergola. Een andere houtduif zat daar al. De blauwe regen beleeft een tweede bloei, zij het veel bescheidener en paarser dan de eerste bloei. Toen ik rond middernacht de tuin inliep om het slot van de poort open te draaien voor de schilder die morgen een laatste keer zou komen, wat ergens tussen half acht en vier uur kon zijn, bescheen ik de pergola met de zaklamp. Geen duiven, wel takjes, een nest in wording.