Ik krentte de laatste druiventrossen. Ze groeiden goed. De blauwe regen schoot met lange uitschieters alle kanten op. Ik had geen zin de hele hoge trap te pakken, met de kleinere trap lukte het ook best om de boel wat bij te knippen. Bijvoorbeeld de uitschieters die klaarstonden om zich te vervlechten met de takken van de boom van de buurvrouw (of daar al mee begonnen waren). Toen de houtduif onrustig begon te schuiven op het nest en zelfs een stukje verderop ging zitten, besloot ik dat hoekje van de blauwe regen te laten zitten. Het net dat de aardbeien en frambozen had gevrijwaard van gulzige vogels hing ik nu over en om de druiventrossen. Ik had geen idee wanneer de vogels de druif lekker zouden beginnen te vinden. Bij de metro-overweg waren ze al bezig met de witte en gele strepen op het asfalt, alles zou keurig op tijd klaar zijn. Ik liep nog even binnen bij het AllWhiteCenter. ‘Alles goed?’ vroeg Hasan. Ik zei dat de jongens snel werk hadden geleverd, en dat er toch geen flessendraagrooster bij de koelkast zat. ‘Dan ga ik dat regelen,’ zei Hasan, ‘zoals beloofd.’ Hij noteerde iets op een blocknote. ‘Bij de importeur,’ zei hij, ‘de vertegenwoordiger doet altijd moeilijk.’