Omdat ik Kinderen van Brezjnev van Sana Valiulina wat te uitgesmeerd vond, legde ik het even terzijde. Ik las een paar andere boeken, begon in Robert Musil, maar omdat het me niet eens lukte traag maar gestaag door zijn Man zonder eigenschappen heen te komen, nam ik Valiulina weer ter hand. In deel 2 voert ze Bolleboos op, de jongen die in een kwartier zijn eigen wiskundewerk afheeft en de rest van de les besteedt aan het schrijven en rond laten gaan van spiekbriefjes. ‘Bolleboos verwachtte geen dankbaarheid. Hij was ervan overtuigd dat kennis aan alle mensen toebehoort, onafhankelijk van het feit of ze in staat zijn deze te benutten.’ Musil, en zijn man zonder eigenschappen Ulrich, had ik juist op een wiskundig moment verlaten. ‘… zo waren er ook toen al, toen Ulrich wiskundige werd, mensen die de ineenstorting van de Europese cultuur voorspelden omdat er geen geloof, geen liefde, geen eenvoud, geen goedheid meer zetelde in de mens, en het is tekenend dat al deze mensen in hun jeugd en in hun schooljaren slecht waren in wiskunde. […] Van Ulrich […] kon men met stelligheid één ding zeggen, namelijk dat hij van de wiskunde hield wegens de mensen die haar niet konden uitstaan.’ Dan bedankt in Kinderen van Brezjnev klasgenote Vera Bolleboos. ‘Want dat Vera de wiskunde, de sleutel tot alle wetenschappen, door haar angst ontkende, betekende juist dat ze die tegelijk veronderstelde en bevestigde, en dus ook hem, Bolleboos, die deze sleutel in handen had en die zijn kennis stilletjes verbreidde tot heil van de mensheid.’ Ulrich in wat de nadagen van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie zullen blijken, Bolleboos ten tijde van Brezjnev in wat de nadagen van de Sovjet-Unie zullen blijken. De wiskunde en de personages die begrepen dat de wiskunde nooit schuld droeg, stuwden me plotseling in beide boeken voort.