Ik vroeg mij af waarom bedrijven geld betaalden om op de elektronische borden reclame te maken voor toilethygiëne, brandpreventie en iets met buizen. Het scheen dat Manchester United in 2007 de eerste Britse voetbalclub was met bewegende beelden langs het veld. Nu was het 2015 en zag ik langs de zijlijn vliegtuigen opstijgen, een stuk Stanley gereedschap als een slome ja-knikker op en neer gaan en een vrachtwagen rond het veld crossen. Ondanks mijn voornemen alles goed te onthouden voor dit stukje, was ik alle merknamen, behalve Stanley, alweer vergeten. Daartussen bewogen tweeëntwintig jongens over de grasmat. Tegen mijn neef zei ik, toen de hele liturgie weer begon met opstaan, klappen en zingen, dat ik er wel even in moest komen. De vorige keer was anderhalf jaar geleden. Het commentaar op de kuipstoeltjes rondom mij was nu – aan het begin van het seizoen dat best goed was begonnen en waarop alles nog open lag – duidelijk minder hartstochtelijk dan de vorige keer tijdens de voorlaatste wedstrijd van het seizoen. Kun jij een beroep bedenken, vroeg ik mijn neef, waarin je zo rechtstreeks zoveel verbetertips krijgt op iedere stap die je zet (en niet zet), alsmede zoveel adviezen over de landen waarnaartoe je het beste zou kunnen verhuizen? We moesten wachten tot de 68ste minuut, maar toen kwam de verlossing en bekende mijn neef dat zijn bloeddruk nu iets naar beneden kon. ‘Is er de vorige keer dat ik hier naast je zat verloren,’ vroeg ik, ‘ook al was het toen klutsjesvoetbal?’ Hij glimlachte. ‘Dan nu ook geen paniek.’