Jong

mensenZe hadden bij geschiedenis geleerd over het Romeinse Rijk. Was het ook in Nederland? vroeg de jongste van de tweeling. Tot halverwege. Ik tekende Nederland in de lucht en trok halverwege een streep. Tot de Rijn, zei de oudste. En hier in Leiden? vroeg de jongste. Hier zijn toch restanten van een kasteel gevonden? vroeg ik mijn zwager. Wanneer was het Romeinse Rijk? vroeg de oudste. Ik dacht na. Van 500 voor Christus tot 500 erna, zei de jongste. In februari gingen ze naar het Rijksmuseum voor Oudheden om ‘naar het Romeinse Rijk te gaan kijken’. De oudste deed voor hoe ze sommen maakte. Ze schreef 352 – 258. Dan deed ze eerst 300 – 200, dan 50 – 50 en daarna 2 – 8 en tot slot 100 + 0 – 6. Toen ze tweehonderdachtenvijftig zei, schreef ze eerst 285. Ik dacht aan Aziatische kinderen die in hun taal twee-tienen-vier (24) of acht-tienen-zeven (87) zeggen en daardoor veel sneller leren rekenen. Toen moest ik de rapporten bekijken. Het leukste vond ik de tekeningen die ze ieder jaar van zichzelf moesten maken. Die zeiden meer over hun ontwikkeling dan al die cijfers en v’tjes en rv’tje en soms een z’tje bij elkaar. De oudste duimde, dat moest ze afleren. De vorige keer dat ik haar zag, zei ik: voor iedere keer duimen moet je me een kusje geven. Ik kreeg weer heel veel kusjes.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.