In David Grossmans Het zigzagkind zegt meesteroplichter Felix tegen de bijna dertienjarige Nono dat je de mens niet té goed moet kennen (volgens Nono is Felix een jaar of zeventig en spreekt hij met het accent van een nieuwe immigrant uit Roemenië). Felix: ‘Als je gaat te diep in de ziel van de mensen, kan niet meer dat jullie hebben gewoon lol samen, kan niet meer dansen en lachen en vergeten de ellende, omdat in de ziel van de mensen blijft altijd wond op wond en zwart op zwart, dus beter niet.’ Ik probeer op dit moment heel hard iemand tussen puber en adolescent weer wat lol in school te geven, weer wat vaart aan wat gedaan moet worden, te laten inzien dat het allemaal niet zo erg is, dat het met een beetje goede wil allemaal zo weer bijgesloft is, ik probeer heel hard te voorkomen dat ze er de brui aan geeft en een half jaar met haar hoofd onder de dekens gaat liggen. Ik probeer heel hard haar te begrijpen, zodat ik de juiste snaar kan raken, zelf komt ze op iedere mogelijke vraag niet verder dan ‘ik zou het niet weten’ en ‘geen idee’, soms zelfs dagenlange radiostilte, maar na deze woorden van Felix twijfel ik. Ik wil morgen en over tien jaar ook nog met haar kunnen lachen. Haar weer eens trakteren op een paar dagen Parijs. Bijvoorbeeld als ze klaar is met school.