Piet bestiert een bedrijfje in dubbelgangers. Bert zoekt een vervanging van zichzelf, voor zijn vader, voor als hij zelf eens weg moet. En eigenlijk ook iemand die zijn zuster af en toe vervangt.
‘Piet: Die kan natuurlijk ook niet continu aanwezig zijn. Dat ken ik, van andere families ook.
Bert: U doet ook in families.
Piet: Daar is de nood vaak het allerhoogst.
Bert: Dat zou fantastisch zijn, een hele familie. Mijn vader zit namelijk al heel lang zonder familie.
Piet: Iedereen tegelijk omgekomen? U bent de enige overlevende?
Bert: In zeker zin. Ja. In zekere zin wel. Sinds mijn moeder – zijn vrouw dus –
Piet: Een familie, zo’n gezellige drukte – daar hebben we wel vaker – daar is veel vraag naar.
Bert: Een hele familie – een conglomeraat.
Bert: Een samenklontering.
Piet: Ah, een samenklontering. Dat is juist een kolfje naar mijn hand, dat varkentje hebben we vaker gewassen. Vind ik een uitdaging.’
De virtuoze tekst is van Judith Herzberg, het fantastische spel van de Theatertroep.
Na afloop waren er ansichtkaarten die het publiek van een boodschap en een adres kon voorzien, waarna de marketingafdeling van de Theatertroep de postzegels zou plakken en naar een brievenbus zou lopen. Ik koos een adres in Amersfoort en één in Amsterdam. In allebei de plaatsen kwamen ze nog met Hoe echt is echt echt, zag ik later op internet.