Vaders

crematoriumOp andere momenten zou ik zeggen: het zaaltje was te klein. Maar nu niet. Voor de echtgenote en de dochter was het fijn, zo’n vol zaaltje, mensen tegen de achterwand en de zijwand, mensen tegen de deur, geschuifel wanneer laatkomers die deur openduwden. Voor ons ook. Liever onhandig tegen een muur gedrukt en een te grote man te dicht voor me dan de kou van ongevulde plekken. Ik stond tussen mijn vriendin met wie ik vanochtend in een rechte lijn naar de andere kant van het land was gereden en de kleine vrouw in het donkerblauwe bedrijfsuniform die vier keer de play-toets op het muziekpaneel in de hoek zou aanraken en het aantal mensen in de zaal telde en op diezelfde display intoetste onder het symbool van een koffiekopje. Haar baan zou spoedig verdwijnen, dan kwam er een automatische mensenteller (op basis van temperatuur of luchtvochtigheid of gewicht) en een knop op het spreekgestoelte of iets anders dat de kosten en menselijkheid drukte. Onze vriendin voor wie we gekomen waren, sloot haar verhaal af met de verzuchting ‘Zo’ waarna een vriend Jacques Brels La chanson des vieux amants zong, zichzelf begeleidend op gitaar. Tijdens de broodjes en de ginger ale kusten we de voormalige vriend van onze vriendin. Aan de vriendin met wie ik was gekomen vroeg hij of zij nog altijd iedere dag met ochtendgym van Carl Noten begon. ‘Nee,’ zei ze en ze moest even denken, en ik ook, zolang was het geleden, ‘sinds we verhuisd zijn naar een bovenhuis met een houten vloer en een overgevoelige onderbuurman ben ik daarmee gestopt.’ Een andere vriendin vierde op datzelfde moment, aan weer een andere kant van het land, de tachtigste verjaardag van haar vader.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.