Absolutisme

landschap2Ik was in een halfopen landschap, veel grasland, de bossen nooit ver weg, twee reeën – gewoon in het zicht – die lange seconden nodig hadden om mij te ruiken, een kronkelend riviertje. Mooi ja, bekoorlijk. En toch wilde ik die bossen af en toe wegschuiven, als gordijnen, om te zien wat daarachter was, omdat in mijn oerdefinitie van landschap – die van kaarsrechte sloten rondom grote akkers, die van dijken die de mens niet náar maar óver het landschap laten turen – er nooit een bos in de weg staat van de licht verheven blik; het oog verliest het zelfs regelmatig van de oneindige verte. Cees Nooteboom laat zijn verteller in In de bergen van Nederland zeggen dat zo’n plat landschap zonder verleidingen, bollingen, welvingen ‘leidt tot absolutisme, […] tot de extreme zichtbaarheid van mensen […] Nederlanders gaan niet met elkaar om, ze komen elkaar tegen. […] Er zijn geen schuilhoeken.’ Ook de harde klanken in het Nederlands vallen de verteller op, volgens hem een gevolg van ‘de barre omstandigheden, zoals dijkbreuken, oostenwind en kruiende rivieren.’ En van het gebrek aan demping, dacht ik. Er is geen demping in het landschap waarin een vluchtende haas kilometers kan rennen zonder uit het vizier van de jager te raken, die was hier wel, in het lieflijke, half verborgene waarin de reeën na een paar seconden alweer aan mijn oog onttrokken waren. Voorgoed verdwenen. Misschien hoorde dit al een beetje wat Nootebooms verteller ‘het Zuiden’ noemt. Al had ik nergens een berg gezien.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.