‘Het afgelopen jaar zal in de geschiedenis waarschijnlijk geboekstaafd worden als het jaar der generaals.’ Zo maakt een regionale krant eind 1952 de balans op. Generaal Eisenhower had net de verkiezingen in de Verenigde Staten gewonnen, Egypte, Irak, Griekenland, Venezuela, Chili en Cuba hadden een militair aan het hoofd van de regering gekregen. ‘De opmars der militairen’ noemt de krant het in ‘een wereld die sterk verdeeld is, waar het wantrouwen in hoge mate heerst en waarin de volken zich grote inspanningen moeten getroosten om aan de, uit de internationale spanning voortvloeiende eis van bewapening, te kunnen voldoen.’ Er is de Duitse kwestie, oorlog in Korea, oorlog in Indo-China, moeilijkheden in Perzië en het Nabije Oosten, problemen bij de opbouw van een Westeuropese defensie. 47.000 Nederlanders verlaten het land voorgoed, er is gedoe met Australië dat niet meer dan 16.000 landverhuizers opneemt, 7000 minder dat het jaar ervoor. Na de oorlog zijn al 120.000 mensen vertrokken, ruim 1 procent van de 10 miljoen en nog wat Nederlanders. ‘Ga je nu ook al oude kranten lezen?’ vroeg R. ‘Moet je ook eens proberen,’ zei ik, ‘verfrissend.’