Liminaliteit. Het stond niet in Van Dale. Liminaal wel. Een liminale fase was een overgangsfase. Over liminaliteit ging het in de oratie van onze oud-collega. Jong en vrouw tussen overwegend oude mannen, gelijkgeschakeld door de zwarte toga. Het discours over het verzet in de Tweede Wereldoorlog was heel lang gevoerd in termen van goed en fout, zwart en wit, zei de kersverse hoogleraar. Zij pleitte voor het nauwgezetter bekijken van de ervaringen van mensen zelf. Dan bleek het veel diffuser. Ze gebruikte Hans Fallada’s roman Alleen in Berlijn gebaseerd op het waargebeurde verhaal van het echtpaar Otto en Elise Hempel, twee eenvoudige mensen die jarenlang op Hitler hadden gestemd, zelfs kleine functies in het nazipartijsysteem hadden bekleed, niet politiek actief waren, hun moeizame leven leidden zoals miljoenen eenvoudige arbeiders. Dan komt Elises veel jongere broer om in de oorlog (Fallada maakt er in de roman hun zoon van). Als niet Hitler… als niet die oorlog… dan had mijn broer nog geleefd. Een persoonlijk crisis brengt dit echtpaar in de liminale fase. Otto, die niet gewend is te schrijven, gaat briefkaarten schrijven met teksten tegen Hitler en legt die in trapportalen waar veel mensen komen. Een enorm nazi-apparaat is jarenlang bezig de dader te vinden. Als Otto en Elise uiteindelijk worden gepakt en tegenover mensen staan met meer scholing, met overtuigende woorden, weten ze niet goed meer waarom ze het gedaan hebben. Ze verwachten een milde straf, ze krijgen de kogel.