In februari 1948 is er voor de eerste keer sprake van een uitnodiging tot logeren. De moeder ziet haar zoon de brief van de ‘beste vriend’ lezen en zegt: je moet eens vragen of hij een poosje komt logeren terwijl jij je periodiek opneemt of als je 48 uren verlof hebt. De zoon zit dan nog in dienst. Drie jaar later, in februari 1951 lijkt het ervan te komen. De beste vriend heeft zich in een brief ‘genegen betoont’ om een bezoek te komen brengen. De zoon schrijft: ‘Nu beste vriend, ik zal maar in eens met de deur in huis vallen, wij verwachten je Dinsdag 6 Febr. tot Vrijdag 9 Februari hier in Goudswaard, als het jou tenminste gelegen komt. Schrijf ons […] met welke trein dan hoop ik je op het station in Rotterdam af te halen van de trein. Dus beste vriend raadpleeg een spoorboekje dan kan je de hele reis eerst uitkienen, ik denk dat de reis Nijmegen, Arnhem, Utrecht, Rotterdam het beste is, zo ging ik in mijn diensttijd ook. […] ik had liever dat ik je in de zomer kon verzoeken, maar dan is het hier reuze druk en dan kan ik er niet uit om zo eens hier en daar te gaan kijken o.a. in Rotterdam: de tunnel en de bruggen en de havens met de grote oceaanstomers en de honderden nieuwe gebouwen die er in aanbouw zijn, daar kan ik nu rustig eens een daagje voor nemen […] Daarom hoop ik dat je ons ondanks het winterweer toch een bezoek zal komen brengen. Ik zal mijn best doen je de dagen zo gezellig mogelijk te doen verlopen.’