Ik had de bloesem van de blauwe regen nu wel zo’n beetje opgeveegd. Iedere dag wat. Goede lichamelijke oefening. Niet getreurd. De rododendron is dit jaar uitgebarsten. Ik dacht aan de jaren waarin met veel moeite acht knoppen hun bloemen prijsgaven. Nu was het een groot paars spektakel. Misschien kwam het doordat ik sinds vorig jaar wat serieuzer ben gaan bemesten. De clematis die ik vorig jaar laat had gekocht en die er in het tuincentrum een beetje zielig bij had staan schoot weelderig omhoog. Zelfs de stengel die de hond van D geknakt leek te hebben woekerde lekker door. De passieflora die onlangs bij Albert Heijn te koop was had ik tegen een van de palen van de pergola gezet. Hier en daar een touwtje, dan klom die wel. In de blauwe druif die ik deze herfst helemaal niet had gesnoeid of iets, waren de embryo’s van de druiventrossen al zichtbaar. Bij de witte nog niet, de witte is altijd later. De aardbeienplanten die ik vorig jaar rond moederdag bij de groentenvrienden gekocht had, droegen al weer vrucht. In eentje zat wit spuug. Omdat ik de aanvreterij in de vlinderstruik moest bestrijden, spoot ik ook op de aardbei iets van het biologische bestrijdingsmiddel. Schuimcicade leerde ik later. Een harde waterstraal had ook gekund. Alles gaat heel hard, zei mijn broer met zijn 63 hectare. Ik zie het in de tuin ook, zei ik ernstig.