Het regende inderdaad twaalf uur aan een stuk. In het twaalfde uur liepen we naar Albert Heijn. Ik pakte twee stokbroden, R haalde een pakketje op bij de servicebalie. Het was een badkamerradio. Toen R veertig werd had een goede vriendin, die niet wist wat ze iemand die veertig werd en alles al had moest geven, R een badkamerradio cadeau gedaan. Nu namen we afscheid van het radiootje dat eruit zag als een groot uitgevallen badschuimfles aan een koord: niet meer helemaal waterdicht, lekkende batterijen, nauwelijks ontvangst. De nieuwe radio heeft DAB+. Er wordt al een tijd reclame gemaakt voor digitale radio. Fantastisch geluid is het argument. Natuurlijk, maak de zendersterktes via de FM lekker zwak, waardoor je alleen met acrobatische toeren nog ergens in de verte radio 1 kunt horen, dan klinkt alles dat het wel doet al snel fijn. Klein detail is dat heel Nederland zijn oude radio’s kan weggooien en nieuwe moet kopen. Ik deed de radio aan. Radio 4, dat nog nooit de badkamer had bereikt, klonk even helder als radio 1, op de display verscheen in letters de zender en de omroep en de naam van het programma, zo’n gadget waarvan je één keer blij wordt, maar vooral de batterijen opeet. Ik deed de lampen boven de spiegel aan, drukte tandpasta op mijn tandenborstel, genoot van de klassieke klanken. Toen hield het geluid op, en ook de letters. Misschien begon het nieuwe nummer heel zacht, dacht ik nog. Na een paar minuten riep ik R. Hij pakte het boekje erbij, studeerde, nam de radio van de haak, toen kwam het geluid, hing hem weer terug, toen verdween het geluid. Ik drukte de lichtschakelaar naast de radio uit. Toen was er weer geluid. Heel even had ik geloofd wat ze op de radio beweerden, over hoe fantastisch het was, heel even had ik gehoopt: nooit meer ruis (omdat je een bepaalde armbeweging maakt), nooit meer wegvallende zenders (omdat de radio een centimeter anders hangt of staat). Nog geen minuut had het geduurd.