‘Het hele jaar door zie je vooral moeders die hun kind naar zwemles brengen en 45 loze minuten aan de kant wachten,’ zei mijn vriendin, ‘maar bij de laatste les van het jaar, de zomerplons, als een papa of mama mee het water in mag, dan duiken plotseling de vaders op.’ Mijn vriendin ging ook niet het water met haar dochter, die net haar B heeft en nu verder gaat voor C, en dus speelde ik voor papa. Ik heb een reputatie hoog te houden: pretparken (achtbanen vooral), schaatsbanen, treinreizen, skaten, bioscopen, musea, reisjes naar Parijs, niks is me te dol voor het kindergeluk, waar de eigen ouders zich door angst, schaamte, ziekte, tijdgebrek of wat dan ook niet aan wagen. Dus zwom ik onder de achtjarige door, nam haar op mijn nek, gooide haar eraf, sleepte haar door het water, probeerde haar de handstand te leren, coachte haar bij de schoolslag (handen plat tegen elkaar, als een speer, twee tellen lang, terwijl de benen je vooruit duwen en jij als een mes door het water snijdt, en dan de benen strak tegen elkaar, als de staart van een zeemeermin, twee tellen lang, terwijl je armen het water wegduwen en jou naar voren stuwen). Bij haar thuis moest ik hoelahoepen. Ik kon het niet meer. Ze keek naar mijn verrichtingen, zei toen: ‘Geef eens, kijk, ik begin zo,’ en ze draaide haar tengere lijf een kwartslag ten opzichte van haar benen en draaide, terwijl ze de hoelahoep een zwieper gaf ook haar lijf weer terug, waardoor de hoelahoep veel meer vaart kreeg. En zie, het lukte me. Nog geen vijf minuten zoals zij het volhield, maar toch zeker tien seconden. ‘Je bent een geweldige trainer,’ zei ik. Toen ging ik weer naar de trein. Er waren werkzaamheden, ik moest omreizen. De Intercity Direct was voor de gelegenheid toeslagvrij.