Een vriend schrijft een boek over Dafne. Of schreef. Ik weet niet of hij er na de Olympische Spelen mee door is gegaan. Af en toe stuurde ik hem iets waarvan ik dacht dat het hem en het boek kon helpen. Bijvoorbeeld die keer dat Nederlandse weervrouwen en -mannen ons aanspoorden om half vier ’s nachts op te staan om te kijken naar vallende sterren: exact het moment waarop in Rio de 100 meter vrouwenfinale werd gelopen. Ook vroeg ik me af waar de atletes naast hun wetenschappelijk berekende trainingen en tot de gram afgemeten dieet en tot de minuut afgestelde slaapschema’s de tijd vandaan haalden om hun benen en bikinilijn bij te houden. Dat van die gladde benen snap ik nog wel. Wielrenners hebben ook gladde benen. Daar moeten de handen van de fysiotherapeut overheen. Maar waarom moest Dafne dat malle hoog opgesneden Olympische broekje aan dat de stress van wel of niet scheren op tafel gooit? Durf je het aan om niet.., dan is daar de onzekerheid van de alziende tv-camera’s én van je concurrenten. Die meiden loeren allemaal naar elkaar. Opmerkelijk veel puisten? Zij zal wel iets gebruiken. Zware beharing? Het gesmoes is niet van de lucht. Geef je je over aan de terreur van glad, dan is daar het gedoe van scheerwerk, wondjes, geschuur van dat onzalige broekje over de vers geschoren liezen, zweet dat gaat broeien bij gebrek aan haartjes die de transpiratie opvangen en afvoeren. Waarom niet net als de heren een broek met pijpjes? Ik hoorde een sportjournalist zeggen dat Dafne graag haar trainingspak aanhoudt tot vlak voor ze naar het startblok moet, dat ze niet graag zo lang zo bloot voor het oog van de wereld rondloopt (in Rio mochten trainingspakken niet mee de baan op). Wie verzint dan zo’n broekje? vroeg ik de vriend. De sponsor? De Nederlandse Olympische staf? Vanavond zag ik Dafne in het sportblok van Nieuwsuur. Ze liep een wedstrijd in Zürich. Ze had een korenblauwe broek met pijpjes aan. Ze liep harder dan in Rio.