Werk (2)

huidIk kan me niet herinneren dat ik vroeger geulen in het zand groef en water naar land droeg en zo het principe van stroming onder de knie kreeg. Ik herinner me geen gekleurde schepjes of emmers met vrolijke bloemen op de zijkant. Waarschijnlijk ben ik het vergeten, misschien wilde ik vooral leren zwemmen, misschien mochten we geen geulen en kuilen graven omdat andere badgasten dan konden struikelen. De kruipruimte biedt me een tweede kans. Tijdens de tweede middag onder de vloer met de dompelpomp diep ik geulen uit om overgebleven plasjes weg te laten stromen, maar er komt tegenstroom. Mijn hoofdsloot is niet diep genoeg. Veertig jaar oud achtergelaten bouwmateriaal maakt het hier en daar niet makkelijker. ’s Avonds eet onze oud-huisgenote/kamerbewoonster mee. Ze is haar zelfstandige wooncarrière net gestart en al direct veel verder dan wij: ze heeft een hond, zo’n leuke schapendrijver. Ze hoort mijn kelderverhaal aan, maakt een voorstelling van de wanorde waar ze een paar jaar pal boven heeft geslapen. ‘Dus als je doorgraaft kom je bij wijze van spreken in China uit?’

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.