De groentevriend somberde. Iedere ochtend keek hij, en iedere keer weer geen nieuw stukje. ‘Je bent de eerste die klaagt,’ zei ik. Ze waren de vorige avond naar een super boost geweest, met Jörgen Raymann. Alles in het leven moet geboost, dus ook de groenten. Vijf bijeenkomsten in het land voor iedereen die in de groenten en het fruit zat. ‘En?’ vroeg ik. De groentevriend was duidelijk niet geboost. Hij deed alles al voor de gemak-dient-de-mens-mens. IJsmachine in de zomer, sapmachine het hele jaar rond. ’s Ochtends om half vijf, nog voor hij de wagen met vers gehaalde groenten en fruit uitlaadde, schilde hij al aardappels en zette die op. Voor de verse kant-en-klaarmaaltijden. En nu was het half zes ’s avonds en was de groentedochter net klaar met een enorme pan vol verse tomatensoep à la Jamie Oliver en lag de vitrine vol vers gekookt en vers gesneden. We kregen een kopje. De soep smaakte heel goed. ‘Wat moeten we eten?’ vroeg ik. ‘Romanesco,’ zei de blonde. Ik keek de groentevriend aan. ‘Romanesco,’ zei hij. Thuis sneed ik alle torentjes voorzichtig los, kookte ze niet te lang. Verhitte olijfolie in een steelpannetje, deed er fijngesneden rozemarijnnaaldjes bij, en knoflook, en rasp van een limoen en daarna het sap van de limoen. Ik mengde de iets afgekoelde romanescotorentjes met wat pasta en met de rozemarijnlimoensaus. Daaroverheen een handje geraspte pecorino. Erbij rodebietfalafelballetjes uit de oven. Ik dacht aan het boompje met ongekend rood blad eerder die middag, toen ik door de herfst liep.