Ik zag het Jeugdjournaal. Het Jeugdjournaal was op reportage om te kijken wat kinderen doen in de vakantie. Het ging over shoppen. Overal was sale. Het Jeugdjournaal vroeg kinderen wat er zo leuk was aan shoppen en sale. Bijna alle kinderen zeiden: dan kun je veel meer kopen. Valt het jou ook op, zei ik tegen R, dat geen kind zegt: dan hou ik lekker veel geld over? Zo, nu was ik dus net mijn vader. Behalve het Jeugdjournaal zag ik ook Z weer. Ze kwam naar mij, ze wilde iets printen. Ik zette thee. Ze zei: ‘Iedereen vindt de kastjes mooi. Ze vragen waar ik ze gekocht heb. Ze willen ook zo’n kastje.’ Aan die kastjes zit een verhaal. Koffiedrinken is in Z’s cultuur een belangrijk ritueel. Het zijn kleine kastjes op wielen: eentje is om de spullen van het koffieritueel in op te bergen – de kleine kopjes, de stenen koffiekan, de rieten schaal waarop het lekkers wordt geserveerd – en ook om de koffie op te presenteren; eentje is er voor de brander, waarop de koffie wordt gekookt. Ze had een keer kastjes via internet gekocht, wit waren ze, ze had me een fotootje laten zien. De verkoper kon met de kastjes naar het Centraal Station komen, Z vroeg of ik met haar mee kon, met de auto. Geen probleem. De man had de kastjes zelf gemaakt, niks mis mee, maar ze waren slecht afgewerkt, overal zat nog kit, het deurtje sloot niet, het laatje zat scheef. Z is sterk, ze gaf geen krimp, maar toen ze bij thuiskomst ontdekte dat de brander het niet deed, zei ze: ik heb geen drie jaar gewacht voor zoiets slechts. Met behulp van R gingen de kastjes retour en kreeg zij haar geld terug. En toen zei ik: ik maak de kastjes voor je. Z is niet in Nederland geboren, ook niet in Europa. We zijn bevriend. Nu leek ik weer wat minder op mijn vader.