Het geluk van sneeuw zien, vrijdagnacht, net voor het slapengaan. Heel even overwoog ik nog wat voetstappen in dat maagdelijke poedersneeuwlaagje te zetten. De volgende dag was het er nog, nog dunner, ik dacht, misschien duurt het wel weer heel erg lang voor ik opnieuw sneeuw zie, hier in de straat, in de tuin. Door de natte sneeuwrestjes liep ik naar de winkels. De mevrouw van de sigarenzaak zei dat de krant een dubbeltje duurder was geworden. Twee dubbeltjes, zei ik toen ik de prijs hoorde. Nou het kan wel toch, zei ze, twee dubbeltjes? Natuurlijk, zei ik, goed nieuws is duur, alleen slecht nieuws komt gratis. Bij de groentevrienden nam ik een emmertje erwtensoep, R was een beetje grieperig, liever geen experimenteel eten, zei hij. De visboer kwam met zijn wekelijkse portie kibbeling. Hij zei: Op zo’n dag als vandaag ben je blij als iedereen weer veilig thuis is. Eerst begreep ik het niet, maar nadat hij had verteld over de collega’s die vanmorgen vroeg op de spekgladde wegen gekanteld waren met hun verkoopwagens, snapte ik het. Zelf kwam hij iedere dag uit Spakenburg. Een nieuwe wagen duurt twaalf weken, zei hij. Je kunt voor de tussentijd een tweedehands huren, maar die zijn minstens vijftien jaar oud. Dat wil je niet meer, en dan de kosten. Bij AH haalde ik stokbrood, dat lekkere, ART staat er op de sticker, ooit stond er ‘artisane’, maar als ik nu wel eens vraag ‘Hebben jullie nog artisane’? (omdat ze het heel vaak niet afgebakken hebben staan) kijken ze me aan of ik om een autoband vraag. Nu stond het er gewoon. De dag na de sneeuwdag was het alweer zo warm dat ik, toen ik langs de zwemplas liep, de aanvechting had er even in te springen.