Er was iets met de rechtersok van Mordechai Moszkowicz. Ik zag het vrijwel direct toen het toneeldoek openging. De jongere broer van Bram ligt met een arm onder zijn hoofd op zijn rechterzij op een enorm houten bureau – ik vermoedde een knipoog naar een zekere prille politicus die de flirt met het megalomane ook niet schuwt – terwijl achter op het toneel een pianist de toetsen van een vleugel beroert. Toen hij over zijn rug omrolde om van het bureau af te gaan, had ik goed zicht op de lichtblauwe sokken onder het strak gesneden pak, die beslist duur waren, sokken met de illusie van een heel fijn ribbeltje, maar die wel degelijk op de punt van de hielinzet, iets onder het enkelbot, kapot waren, niet bestand tegen de trekkracht van de drager. Precies op de naad dus, de onzichtbare naad. Omdat ik de onvolkomenheid nauwelijks kon geloven – zoiets moet de acteur voelen, moet de regisseur zien, of anders een van die talloze mensen die rondom zo’n toneelgezelschap fladderen – heb ik eerst gekeken of het niet ook aan de andere kant zat, een vleeskleurig stukje, een grapje in het dessin. Maar nee dus. Er was trouwens ander publiek, het was me al opgevallen in de hal beneden, mensen in groepsverband, mensen in een veel ruimte innemende gesloten kring, veilig bij elkaar, iets te luid pratend, en waar iemand van de bar drankjes opnam, die bij terugkomst met een vol blad vier keer ‘witte wijn’ moest roepen voor iemand aandacht aan haar besteedde, terwijl het de gewoonte hier is dat je bij een van de bars in de rij gaat staan en daar wat haalt. Ik zag ook niemand die drankjes afrekenen, misschien ging de rekening rechtstreeks naar een of ander kantoor. Je ziet ze normaal niet in het wild, de collega’s van Bram, de mensen die heimelijk dromen ooit net zo te schitteren als Bram, zonder die roemloze val uiteraard, ze zitten in een kantoor, ze verdwijnen onder dat kantoor in een parkeergarage en rijden in een leaseauto weg, je komt ze niet tegen in de metro. Zijn ze al eens in een zaal groter dan een rechtbank dan is er altijd iemand die ze wijst op welke stoel ze moeten zitten, maar zo iemand was er vanavond niet, en dus was het op de rijen van die groepen nog een hele ontdekkingstocht naar de relatie tussen kaarten en stoelen. Toen er een spitsvondige tekst – geschreven door Ilja Leonard Pfeiffer die flink was losgegaan – over de Bentley van Moszkowicz langskwam werd er op die rijen heel hard gelachen. Er was trouwens ook iets met de sokken van Porgy Franssen die Bram speelde. Na de pauze en Mordechai nog steeds met dat kapotte naadje in zijn rechtersok, kroop Porgy als een getergde gorilla in een lage ruimte heen en weer: pantalon, overhemd, grijsblauwe sokken. Die sokken waren dun op de hiel en op de hak, zoals dat gaat met sokken na veelvuldig dragen, er schemerde huid doorheen. En ik begon te begrijpen dat dit geen toevallige foutjes waren, die niet perfecte sokken.