Gisteren al een man op een kleine Ford-trekker, maaimachine erachter, die in de schaduw rustig zijn boterhammetje opat. Vandaag twee mannen in een werkbusje van de gemeente, het is bijna twaalf uur, ze steken boterhammen in hun mond. Mijn oefeningen bij Renate gaan goed. Voor de oefeningen geldt: hoe warmer, hoe beter. Alleen dan geen haar op mijn hoofd die aan kramp in de tenen denkt. In een nog stilstaande trein herken ik een man die de broer is van een vriendin. Hij ziet er goed uit. Hij komt al heel veel jaren niet meer op de familiefeestjes. Ik bel de vriend met wie ik heb afgesproken. De bus is sneller, zegt hij. Ik loop naar de achterzijde van het station. Aan de voet van de prachtige trappen gele bussen, maar ook bouwvakkers met helmen en de contouren van iets dat heel massief en heel hoog gaat worden. ‘Ooit was het de bedoeling dat het station weer zichtbaar zou zijn op maaiveldniveau,’ zegt de vriend als ik met de bus ben gearriveerd. ‘Volkomen mislukt. Er is één partij die alle grond in het stationsgebied bezit en die teveel geld verdient aan alle beton.’ De vriend zegt dat hij heeft gehuild bij de laatste zin van het manuscript. Onze afspraak is korter omdat hij nog moet gaan oppassen op zijn zoon, hij zet mij af bij het station. Weer die enorme trappartij. De jongen voor mij op de roltrap heeft verfspatten op zijn korte broek, joggingstof, lekker met dit weer. In de trein aan de andere kant van het gangpad twee jonge vrouwen in korte jurkjes, hun blote benen plakken aan het blauwe kunstleer, af en toe duwen ze hun billen omhoog en laten ze lucht tussen hun benen en de zitting. Ze drinken Corona-bier, eentje speelt met de kroonkurk. De jongemannen voor hen praten over GroenLinks: drie zandkleurige broeken, twee lichtblauwe overhemden, één donkerblauwe polo. De vriend die nu wel zo’n beetje aan het oppassen zal zijn, had gisteren in de trein naast Gert-Jan Seegers gezeten. Die vertelde dat hij bereid was een denkpauze in te lassen over het levenseinde. Een gebaar in de categorie ‘als je op je linkerwang wordt geslagen, bied dan ook je rechterwang aan’. Het leek mij trouwens voor ieder mens verstandig om ten aanzien van het levenseinde – het eigen of dat van een ander – een denkpauze in te lassen, een tegeltjeswijsheid in de categorie ‘eerst even tot tien tellen’. ‘Wat moet je nou met zo’n man,’ zegt de ene Corona-biervrouw tegen de ander. Ze weten het niet. Dus praten ze verder over een vriendin die 1200 euro per dag verdient ‘met alleen maar een beetje mooi zijn’, maar moeilijk doet over wie de koffie betaalt. En nu doen dus deze vrouwen er moeilijk over. Zo’n tropische dag was het dus.