Ik had het kaartje twee weken geleden al gekocht en dus zou ik straks gaan. Maar eerst nog even naar school. Z moet een richting kiezen. Techniek en Horeca vielen af, nu ging het nog tussen Zorg en Handel. Een docent had gezegd dat Z voor Zorg moest kiezen om straks door te kunnen voor kapster. Maar Z had voorlichtingsfilmpjes gezien over de zorg en dat was veel tillen en sjouwen en dat zou ze best willen, áls ze het kon, áls haar been zou meewerken. Het was al een wonder dat ze liep. In de krant zei een verzorgende van 1 meter 54: ‘Een bejaarde van honderd kilo is geen uitzondering meer. Vroeger was je met zijn tweeën, nu sta je er alleen voor.’ De verzorgende dacht niet dat ze dit werk tot haar pensioen zou volhouden. In het onderwijs dezelfde beweging: meer kinderen in de klas en ook steeds meer bijzondere kinderen met speciale behoeften, en minder personeel. Ook bij de pakketbezorging, bij de distributiecentra, meer doen, met minder, voor minder. Eén groep mensen zijn de citroenen, een kleinere groep mensen draait die citroenen over de pers. En dan is er nog een heel klein groepje mensen dat, wanneer de draaiers aangeven dat er niks meer uitkomt, zegt: ‘Heb je het echt hard genoeg geprobeerd? En dan drukt dat kleine groepje mensen even heel hard, en dan rollen er nog drie druppels het glas in. ‘Kijk,’ zegt het kleine groepje tevreden. We zaten bij de studiecoördinator, Z en ik. Het schoolgebouw was oud, nergens airco, de zon vol op een lange gang. ‘Ik snap het wel,’ zei de coördinator, ‘de docent denkt: Z is verlegen, dan is de zorg beter dan een winkel. Maar de docent weet niet dat jij geen mensen kan tillen.’ Ze tikte op haar laptop in een systeem, ze zuchtte tien keer heel diep omdat er allemaal onzinnige dingen werden gevraagd, die ze niet kon overslaan, want zo werken systemen, en dus breidde ze er wat omheen en toen was Z aangemeld voor Handel. De coördinator kent de stagedocenten, daar zou ze wel even mee praten om een slim stageplekje te vinden, dat rekening hield met Z’s verlegenheid en met haar been. Het was nog warmer dan gisteren. Langzaam fietste ik naar huis, douchte even, lunchte. Toen ging ik weer op pad, omdat ik dat kaartje dus had, anders was ik binnen gebleven, in de keuken bij 26 graden. In de trein was het aangenaam en in de hoofdstad was het ietsje minder warm dan in mijn eigen stad, misschien kwam het door het water waar ik langs liep en waar de nieuwe appartementen op uitkeken. Veel zandvlaktes nog, rijp om bouwrijp te maken. Je zag hier de transitie van een lang vergeten gebied dat plotseling in de schijnwerpers staat, omdat er geld te verdienen valt. Plotseling wil iedereen hier wonen. En met zo’n boot dat water oversteken – lang een naar obstakel – was inmiddels heel hip. Die boot was trouwens gebouwd door Damen Shipyards in Hardinxveld-Giessendam en dit jaar opgeleverd volgens een koperen plaatje in het staal. De film, eigenlijk dertien schermen in een grote loods, met op ieder scherm Cate Blanchett die beroemde manifesten uitspreekt in dertien verschillende scènes, was in een straat met allemaal bedrijven en loodsen met logo’s en namen die heel vaak geen hint gaven over wat er in die loodsen gebeurde. Bij Tri-Sure bijvoorbeeld stonden witte vloeistofcontainers buiten en stonden er fleurige plantjes in een perkje. Toen ik het opzocht bleek het ‘a global leader in industrial closures and packaging components’ te zijn. Slimme doppen voor vloeistofvaten bijvoorbeeld, nooit meer gemors of vieze vingers en hersluitbaar. Heel slim allemaal. Vanwege het festival en die dertien filmschermen kwamen er in deze straat mensen die hier anders nooit kwamen. Dat zag je aan hun speurende blikken en aan de manier waarop ze naar een verkeersbord zochten om hun stevige merkfietsen met dikke kettingsloten aan vast te zetten. Ik keek naar Cate Blanchett als anchorwoman in een nieuwsstudio die aan Cate Blanchett als een reporter onder een paraplu ergens op straat vraagt: ‘Cate, how can we go forward, when action is to watch action? When the eyes are locked in a fixed gaze. When knowledge becomes information. When words are stumbling blocks and have lost their representation. When discourse is opinion. When you don’t have to know anything, and you think you know everything. When to reflect is gazing in the mirror. When to contemplate is thinking about yourself. Cate?’ Toen ik na tweeëneenhalf uur weer buiten kwam, was de straat nat en de lucht flink afgekoeld. In hoog tempo liep ik naar het station, dan was het precies te doen met alleen een shirt om mijn bovenlijf.