Brief

Als het een bedrijf was, kocht je er nooit meer wat. Maar dit was de overheid, hier konden we niet kiezen, Z en ik. Het begon al met de vraag naar ouders. Heb je die, of niet? Onder ouders verstond de instantie de mensen die in de basisadministratie als jouw ouders vermeld staan. Dan moesten we nee invullen. Het was belangrijk, want de aanvullende beurs hing er vanaf. Om zeker te weten of we het goed hadden gedaan, ging ik bellen. Maar telefonisch is de organisatie een onneembare veste: de wachttijd overstijgt altijd de zestig minuten. Er moest ook een chat zijn, maar die verscheen nooit in beeld. Dan waren er nog vijf steunpunten, waar je naartoe kon. Niet zomaar, nee, alleen op afspraak en dat vroegen de beveiligers ook als je het pand instapte: heeft u een afspraak? We hadden de mazzel te wonen in een stad met steunpunt, en ik dacht aan de student in Vlissingen of Maastricht. Een afspraak maken kon alleen digitaal. Ik koos een voorgegeven tijdstip en omschreef, zoals gevraagd, zo nauwgezet mogelijk onze vragen. Dat het een tien minutengesprek zou zijn, staat nergens op het moment dat je de afspraak maakt, dat je bij ingewikkelde vragen een dubbele afspraak moet maken, staat ook nergens. We gingen naar de Kop van Zuid. Bij een afspraak verwacht je een gesprek, iemand die zich voorstelt, die zich heeft voorbereid. Hier zat iemand die zich niet voorstelde, die niet zei: welkom bij DUO, die alleen kortaf vroeg naar een id en een bsn-nummer en begon te tikken. Ze zag onze vragen voor het eerst. Ze vond het nogal wat. Ze begon ons het gevoel te geven dat wij het niet goed hadden gedaan, dat we een dubbele afspraak hadden moeten maken. Ik was niet ad rem genoeg om te zeggen dat als zij haar werk had voorbereid, ze ons prima in tien minuten de antwoorden kon oplepelen. Ze had er geen boodschap aan dat de informatie die wij zochten niet op de website stond. Daar konden ze niet aan beginnen, zei ze, dat was allemaal zo verschillend bij vluchtelingen. Ze draaide haar scherm een paar keer naar ons toe. Hier stond een formulier, dat moesten we maar downloaden: Verzoek buiten beschouwing laten van inkomen ouders. En twee verklaringen erbij, eentje van de student, eentje van een deskundige. Wie? vroeg ik. Ik was niet ad rem genoeg om te stellen dat als een burger eenmaal bij één overheidsinstantie zijn verhaal heeft gedaan en gegevens bekend zijn, die burger dat bij een volgende instantie niet hoeft te doen. Gedesillusioneerd liepen we weg. De beveiliger in de hal begreep het beter. Die zei: de overheid moet mensen helpen, niet wegjagen, daar worden ze ziek van. Thuis dowloadde ik het formulier, helemaal onderaan de toelichting vond ik een telefoonnummer, ook Groningen, maar niet dat onbereikbare nummer. Een man hoorde mij aan zei: ‘O ja, dan moet ze aankruisen dat ze niet weet waar haar ouders wonen. In de verklaring schrijft ze dat ze alleen is gevlucht, dat haar ouders nog in het land van herkomst zijn en dat ze hun adres niet kent.’ Een deskundige moest hetzelfde verklaren. Op briefpapier met logo, dat was belangrijk. Dan zou het zo’n acht weken duren. We logden in bij DUO. Omdat er voorlopige geen aanvullende beurs zou komen, moest de lening omhoog. Maar dat kon al niet meer voor de maand augustus. ’s Avonds hoorde ik minister Bussemaker op de radio in Met het oog op morgen. Onder andere over het prachtige studiefinancieringsstelsel. Maar wat als niemand het stelsel meer durft te gebruiken omdat de moed je in de schoenen zakt en je bijna gegarandeerd in de financiële problemen komt? Ik ging haar een brief schrijven. Ze zat er nog wel een poosje.

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.